de X-factor (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

GOEIE DOKTER!

Ze moest zelf lachen om haar verhaal. ‘Ik was bijna blind geweest!', vertelde ze. ‘De dokter had me wel gewaarschuwd dat ik geen gebakjes moest eten, maar wie gelooft dat nu?! Een gebakje..., daar zit toch niks verkeerds in. Suiker hoort toch bij de natuur!' Ze was erg geschrokken toen ze bijna blind geworden was. ‘Maar ik heb toch zo'n leuke dokter!', voegde ze er aan toe. ‘Als hij me ziet begint hij al te lachen. "Zo, mevrouwtje", zegt die dan, en dan neemt hij me in de arm, en dan lopen we samen de onderzoekkamer binnen.' Ze keek me blij aan. De vrouw beoordeelde de arts niet op zijn medische successen, maar op zijn vriendelijkheid; niet omdat hij haar imponeerde met dure woorden en nog duurdere pillen, maar omdat ze zich door hem gerespecteerd wist.

SIRACH

In het wijsheidsboek Jezus Sirach, - vroeger noemde men dat ‘het boek Prediker' - staan soms verrassende wijsheden. De tekst is in de tweede eeuw voor Christus geschreven door een joodse leraar die zijn studenten onderwees. Hij wilde hun duidelijk maken dat de Hebreeuwse religieuze traditie niet onderdoet in wijsheid voor allerlei buitenlandse filosofieën. Wellicht heeft hij van Syrische geschriften gebruik gemaakt. Een kleinzoon van hem, in Egypte, vertaalde het werk later in het Grieks. Die Griekse tekst kwam in de christelijke bijbelboeken terecht. De Joden zelf rekende het boek niet tot de officiële geschriften. Protestantse christenen doen dat ook niet. De orthodoxen en katholieken wel.

VRIENDELIJK

Vandaag lezen we: ‘wat je doet, mijn kind, doe dat met zachtheid en je zult meer bemind worden dan iemand die geschenken uitdeelt.' En: ‘hoe hoger je staat des te kleiner moet je je maken.' De oude vrouw, wat gezet en in het zwart gekleed, met een donkerblauw accent, moeilijk lopend maar goedlachs, zit in de wachtkamer en dan komt een dokter naar haar toe; die grijpt haar onder de arm. Samen lopen ze de onderzoekkamer binnen.

Er komen ook andere beelden bij me boven. Als er ooms en tantes op bezoek kwamen, brachten zij bijna altijd grote en kleine cadeautjes mee. We verheugden ons erop, maar waren ook gedrild om beleefd te blijven en netjes te bedanken, vóór en ná het openmaken. Van de cadeautjes hing echter de populariteit van de familieleden niet af. De liefste oom en de liefste tante waren degenen die zachtmoedig waren, berekenbaar; die belangstelling toonden en je rustig en geduldig tegemoet traden. Niet de geschenken die ze uitdeelden maakten hen tot wie ze voor ons waren, maar of ze van hun voetstuk af konden komen, dàt maakten hun wezen uit.Deze wijsheid van Sirach wordt ons vandaag op het hart gedrukt. Vriendelijkheid en het tonen van respect maken je tot een goed mens. Met geschenken kun je je kinderen hooguit verwennen; met eerbied win je hun liefde.

RUIMTE VOOR GOD

Jezus observeert gasten op een feestje en hij geeft aan de wijsheid van Sirach een religieuze dimensie. Vriendelijkheid en bescheidenheid maken je niet alleen in je omgeving geliefd, maar ook bij de Eeuwige. Mensen die op een troon zitten, die graag en wat neerbuigend geschenken uitdelen, die anderen aan zich proberen te binden, die valt het zwaar om een God boven zich te erkennen. Ze zijn zelf God. Krampachtig houden zij zichzelf voor degenen die alle touwtjes in handen hebben. Ze gaan zitten op de ereplaatsen aan tafel en de gereserveerde stoelen, maar de essentie van het bestaan verdringen zij. Die heeft die vriendelijke gast, die achter in de kamer blijft staan en die zich het meest thuis voelt bij mensen zonder dure cadeaus, beter begrepen. De gastheer zal hem komen halen: ‘vriend kom wat hogerop!'
Respect en zachtmoedigheid zijn de grondhoudingen waarmee wij de anderen ontmoeten, en waaruit wij onze afhankelijkheid erkennen en zo Gods bestaan kunnen vermoeden.

RAKKER

Lieve kinderen. Na anderhalf jaar zeuren, een jaar lang huiswerk maken en een zeven voor rekenen, was het eindelijk zover. Babet mocht een hondje gaan uitzoeken in het dierenasiel. Terwijl ze mamma stevig vasthield, liep ze langs de kooien met stille en blaffende honden. Ze waren er in alle kleuren en maten. Dit is Falco', zei de vrouw die hen rondleidde. ‘Een terriër, vier jaar oud.' Falco keek met een schuine blik en omhooggestoken oren naar Babet. ‘En dit is Balou, een soort dog. Hij wordt wel 60 centimeter groot. Nog niet zindelijk.' Balou keek Babet aan met een intens verdrietige blik; de oren hingen treurig naar beneden. ‘Dit is Sjaak.' Sjaak had een verkreukeld gezicht en propperige oortjes. Hij blafte hard en diep. Er volgden nog twintig andere honden. De keuze werd steeds moeilijker. Mamma dacht, waren we er maar niet aan begonnen. De ene hond was niet gecastreerd, de ander kon niet tegen katten; een derde moest nog zindelijk worden gemaakt en een vierde kon niet alleen thuis blijven. ‘Dat wordt wel moeilijk, hè?', zuchtte moeder. ‘Helemaal niet!', riep Babet. ‘Ik wil Rakker!' ‘Wie is Rakker?' Babet trok moeder aan haar hand terug in de gang. Daar zat Rakker, amper 20 centimeter hoog en een beetje angstig afwachtend in de verste hoek. Hij was heel pluizig en zijn vriendelijke oogjes keken door de dikke vacht. Hij bewoog zijn hoofd alsof hij wilde vragen: vind je me lief? ‘Ja die is lief!', riep mamma. En dat het geen rashond was, en blafte naar voorbijgangers en een bewerkelijke vacht had, dat deerde niet. Rakker was vriendelijk, daar kwam het op aan.