Ad te levavi

Het is weer zover, het is weer advent,

Kijk hoe het eerste kaarsje brandt:

Een vuurtje dat loopt, dat maakt ons bekend,

Licht zal er komen, licht in het land;

Wat een geluk en zing het maar luid:

Lichtje, ga nimmer, ga nimmer meer uit.

(Tekst op een adventskaartje van Sandra uit Nazareth)

 

De eindejaarsdrukte is bezig: sint Maarten, Sinterklaas, kerst en nieuwsjaarviering, en in januari de koopjesperiode en de solden. De kerk doet het rustiger aan. Met de advent begint een nieuw kerkelijk jaar, maar dit sluit aan bij de boodschap van het vorige. De liturgie kijkt uit naar de komst van de Mensenzoon. Maar daar zijn we niet altijd mee bezig, al bidden we telkens bij het Onzevader voor het komen van zijn rijk. In de liturgie verkondigen we elke dag tot hij wederkomt dat Christus is verrezen. Hiermee getuigen christenen van een fundamenteel vertrouwen.

Vooruitkijken en achteruit

In de Advent kijken we hoopvol uit naar de toekomst en blikken dankbaar terug op het verleden, waarin God al gehandeld heeft en getoond heeft dat hij onder ons woont.

Wij gedenken het wachten van de mensheid. De vier kaarsen herinneren aan de vier duizend jaren van het wachten op de komst van Jezus. Het is een symbolisch getal, want de mens is al veel langer onderweg. Wij maken de verzuchtingen tot de onze, vooral deze van de profeten. “Menigmaal heeft hij God aan de mensen een verbond aangeboden en hen, bij monde van de profeten gesproken over hun heil in de verte” (Canon IV).

In de orthodoxe kerken duurt de advent zes weken. Die begint daar op 15 november. Zowel in de evangelische kerk als in de katholieke kerk begint de advent tussen 27 november en 3 december. Hij duurt tussen 22 en 28 dagen. Met de eerste zondag van de advent begint bij beide kerken het nieuw kerkelijk jaar.

Elke zondag heeft een intredevers, een introïtus. Die Latijnse beginwoorden hebben lange tijd gediend om de zondag een naam te geven.

Ad te levavi, zo is de eerste adventzondag gekend. “Ik heb mijn ziel tot u verheven.” Het vers komt uit psalm 25, een psalm van vertrouwen. Vele jaren na elkaar zongen we op dit vers in de Advent het lied:

“Ik heb mijn ziel verheven met vrije vleugelslag

tot U, mijn Licht, mijn Leven, mijn eeuwi’gen Dag!

Wien zou het ooit berouwen dat, spijts der boozen spot,

hij pal stond in ’t betrouwen op U, o God!

 

O neen! Ik Blijf niet treuren om donker droeven nacht,

Als ’t Oosten staat in kleuren van morgenpracht,

Als dra verschijnt de Zonne, die nimmer ondergaat..

Ik groet met hooge wonne haar dageraad.

 

Mijn ziel aan de aard ontrezen, mijn ziele zoekt U, Heer.

Gij kunt, Gij zult genezen haar ervig zeer.

O! wil haar toch verblijden en wees haar Bruidegom,

verwachting aller tijden, o Jezus, kom!

 

In het Vlaamse hosanna boek was dit het enige Vlaamse adventslied. En daarnaast was er als tweede adventslied het mooie Latijnse Rorate caeli. De huidige uitgave van Zingt jubilate biedt drieëndertig adventsliederen aan. We vinden daarin meestal een dubbele beweging. Liederen met een verlangen van de mens naar God, om erbarmen, om vrede, om het licht, om bevrijding. En dan liederen, waarin Gods komst naar de mens wordt toegezegd.

De liederen getuigen van waakzaamheid. Angst en pessimisme zijn eruit geweerd. Gods licht is zo krachtig dat het elk duister verdrijft.

Als die koning zal verschijnen,

als hij komt met groot gezag,

worden wij voor goed de zijnen,

niet meer kind’ren van de nacht;

mensen van een nieuwe morgen,

van een nieuwe dageraad

die ons nu nog blijft verborgen

door een horizon van haat. (ZJ 126)

 

Voor wie kan wachten komt alles op tijd.

 

Advent is wachten op een wonder!

Zonder wonder wordt het leven wolkgrijze verveling
beklemmende berekening
avondmoe
en zonder wachten ziet het oog het wonder niet
en de voet van de haast
drukt het ongeboren dood

Advent is wachten op een wonder
zoals de profeten en de doper
zij droomden van rechte wegen
zoals Maria, zij bad en vroeg
hoe zal dit dan gebeuren?

Advent is wachten op een wonder
Kijken met het vuur van kinderogen
zuiver
zeker
(Eugeen Laridon)

“Ik geloof dat we moeten leren wachten zoals we leren scheppen. Wachten geduldig, elke dag opnieuw, met begrip, met mededogen, met liefde. Er is geen reden om ongeduldig te zijn, Ons wachten is niet zinloos. Wachten dat gevoed wordt door hoop en vertrouwen en door nederigheid, zulk wachten leidt niet tot verveling, maar zit vol spanning. Een dergelijke verwachting is meer dan alleen maar wachten. Het is het leven: het leven als een vreugdevolle deelname aan het wonder van het Bestaan” (V. Havel).

Bonhoeffer heeft in het gevang veel nagedacht over advent en kerstmis. Hij reikt ons sterke adventsteksten aan. “Wie Advent wil vieren, moet kunnen wachten. Wachten is een kunst die we in onze ongeduldige tijd lijken te zijn verleerd. We willen tegenwoordig al rijpe vruchten plukken als we nog maar net een jong plantje in de grond hebben gezet. Onze begerige ogen worden maar al te vaak bedrogen.

Wat zijn we teleurgesteld als een vrucht die er vanbuiten zo lekker uitziet, vanbinnen nog onrijp is. En wat gedragen we ons vervolgens ondankbaar en respectloos als we die mooie vrucht gewoon weggooien. Wie niet de bittere zaligheid van het wachten kent, wie niet weet wat het is om geen hoop meer te hebben, die zal nooit de volledige zegen van de vervulling ervaren. Juist op de meest belangrijke, intense en kwetsbare dingen in het leven moeten we wachten. Die kunnen we niet op stel en sprong bemachtigen, maar alleen langs de goddelijke weg van kiemen, groeien en ontwikkelen.”

God, Hij heeft het eerste en het laatste woord en Hij laat dit nu in het heden klinken. Wij hebben geen redenen om weg te vluchten uit het heden. Wij hebben een opdracht in deze tijd met zijn zorgen, met zijn vele mogelijkheden en uitdagingen. “Leer leven van wat langs de weg wordt gegeven” (Erik Borgman). Wij moeten nu in het heden ervoor zorgen dat wij niet afgestopt geraken.

“Wij kennen een drievoudige komst van de Heer. De derde komst ligt als het ware midden tussen de andere twee. De eerste en de laatste geschieden namelijk in het openbaar, de middelste echter niet. Bij zijn eerste komst werd de Heer gezien op aarde en ging Hij om met de mensen: toen, zoals Hij zelf getuigt, hebben de mensen Hem gezien én gehaat. Bij zijn laatste komst echter 'zal heel de mensheid Gods redding zien’ (Lc 3, 6) en 'zullen zij opzien naar Hem die zij hebben doorstoken’ (Joh 19, 37). De middelste komst heeft plaats in het verborgene: alleen de uitverkorenen zien Hem in hun hart, en hun ziel wordt gered… De middelste komst is dus als het ware de weg die leidt van de eerste naar de laatste. In de eerste komst was Christus onze verlossing, in de laatste zal Hij zich openbaren als ons leven, in de middelste is Hij onze rust en onze vertroosting”(Bernardus van Clairvaux, 5de preek over de advent, 1-3). Wees daarom attent en altijd waakzaam.