2° Zondag Advent C (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

‘’Een stem van iemand die roept in de woestijn’’ - zo wordt de verkondiging door Johannes de Doper omschreven in het evangelie van vanochtend. Een roepende in de woestijn dus, maar blijkbaar een roepende met gezag, want zijn optreden wordt gerelateerd aan de profeet Jesaja en dat was niet de eerste de beste.

 In onze tijd kennen wij de uitdrukking: een roepende in de woestijn. Die heeft een andere lading, dan waar het in het evangelie over gaat. Een roepende in de woestijn - dan denken wij aan iemand met een boodschap waarin niemand geïnteresseerd is. Ik weet niet hoe velen van jullie ooit het gevoel hebben gehad een roepende in de woestijn te zijn, maar ik kan jullie verzekeren dat die emotie niet fijn is. Ik spreek uit ervaring, o.m. uit de ervaring die ik opdeed toen ik nog werkte als dagbladjournalist en als programmamaker voor radio en TV. Dat zag ik nooit als alleen maar een broodwinning: ik dacht dat het als het ware mijn opdracht was mensen te informeren over zaken waarvan ik meende dat die ook voor hen van belang waren. Wanneer je dan ontdekt, dat geen mens geïnteresseerd is in de reportage of het artikel, dat je met zo veel zorg hebt gefabriceerd, of in de radio- of televisie- uitzending, waar je je met hart & ziel in hebt gestort - dan kan je je wel eens een roepende in de woestijn voelen. Misschien waren mijn journalistieke keutels te elitair. Wanneer je hoort & ziet, met welke populistische onzin de audiovisuele media tegenwoordig proberen kijkers te werven voor de zendtijd tussen de reclameblokken - dan zou dat het gev

Dat gevoel - een roepende in de woestijn te zijn - dat heb ik nog wel eens wanneer ik aan vrienden    - wanneer zij mij daar naar vragen -   vertel hoe fantastisch het is om te geloven in God en te proberen de Weg te volgen, die Zijn Zoon Jezus Christus ons wijst. Want de genade van dat geloof is een zegen en die zegen gun ik iedereen, zelfs of juist mijn vijanden. Wanneer ik dan met enige passie vertel hoe heerlijk het is om in moeilijke periodes troost te vinden in dat geweldige geloof of dank zij het geloof bevrijd te zijn van doodsangst, nooit meer te lijden althans onder allerlei angsten of in elk geval minder bang te zijn voor van alles en nog wat (Mt.14: 27) - dan zie ik vaak mijn gehoor wat glazig kijken en weet ik dat hun enige gedachte is: hoe raak ik van die idioot af. Terwijl zij er zelf om gevraagd hebben, want uit mijzelf begin ik er nooit over. De H. Franciscus van Assisi, en in onze tijd de H. Josemaria Escriva* - zij leren ons al, dat je het evangelie uitdraagt door je manier van leven; verkondigen doe je pas wanneer je gehoor er rijp voor is. Niet iedereen ziet dat zo, maar dit terzijde.

 Ook niet fijn trouwens zijn mensen die denken dat je vanwege dat geloof alleen nog maar aan de leiband loopt van anderen, slaafs i.p.v. nederig, onderdanig i.p.v. dienstbaar, een kritiekloze softie i.p.v. een gelovige die zijn kind van Godelijdend gelovi zijn zelfbewust beleeft. Het gemakkelijkst is natuurlijk het geloof als privé business te beschouwen, die   - zo vindt onze regering - achter de voordeur thuis hoort en het voor iedereen zo geheim te houden dat niemand het achter je zoekt. Uitgeprocedeerde christelijke asielzoekers, die naar een christenvijandig thuisland moeten terugkeren, wordt dat door de Nederlandse overheid geadviseerd. Dan zijn zij geen roependen maar zwijgenden in de woestijn. Ik ervaar dat als een ingrijpende aanslag op ’s mensen identiteit.

 Een roepende in de woestijn in de zin, zoals ik dat zojuist beschreef, was Johannes de Doper intussen beslist niet met zijn boodschap: ‘’Bereidt de Weg van de Heer, maakt Zijn paden recht. En heel de mensheid zal Gods redding zien.’’  Waarmee hij Jezus bedoelde.

 De mensen trokken in groten getale uit, en niet alleen om hem te horen maar ook om zich door hem te laten dopen (Luc.3: 7) terwijl hij die menigte volstrekt niet vriendelijk ontving. Zo sprak hij de dopelingen in spe   - afgezien van die ene Uitzondering, Jezus dus - aan met de term ‘’adderengebroed’’ om ze daarna de huid vol te schelden. Waarop het toegestroomde volk niet boos wegliep maar beleefd vroeg wat zij moesten doen om aan de dreigende toorn van de Heer te ontkomen.

De adviezen van Johannes kunnen jullie zelf bij Lucas nalezen (Luc.3: 11-14); mij treft daarnaast dat die toestroom van goedwillende mensen in het oude testament misschien al werd voorzien. Althans, wanneer wij de wonderschone tekst uit het boek Baruch  - de eerste lezing -   interpreteren als een voorspelling dat er een eind zal komen aan de ballingschap, in dit geval aan de ballingschap van de gedeporteerde joden . Een prachtige en vooral hoopgevende tekst, waaraan wij ons kunnen spiegelen.‘’Jeruzalem, leg af uw kleed van ellende en rouw; bekleed u met Gods stralende schoonheid, voor altijd.’’ ‘’Want God wil dat uw heerlijkheid schittert, overal onder de hemel.’’

 Bij zo’n tekst word je toch helemaal blij !  Ik weet niet of wij de toonzetting van Johannes de Doper moeten overnemen en de zoekende medemens moeten aanspreken met ‘’adderengebroed’’, maar ik heb de zekerheid dat wij in deze adventstijd vertrouwen kunnen hebben in de toekomst. Want onze kerk is ook verbonden met de term ‘’ballingschap’’, maakt in elk geval geen gemakkelijke tijd door, en er zijn vreselijke dingen gebeurd, maar dat gold veel sterker voor de gelovigen in de tijd van Johannes, voor de allereerste volgers van Jezus wiens komst als mensenzoon wij over enkele weken opnieuw beleven. Toch konden die eerste gemeenten zich uitbreiden tot de wereldkerk van nu, die over de hele aarde verbreid is met meer dan een miljard gelovigen.

 Waarom zouden wij die prachtige tekst van Baruch niet interpreteren als een voorspelling, een toekomstverwachting ? En geldt dat niet te sterker voor de juichzang van psalm 126, als de ballingen naar hun eigen land zijn teruggekeerd ? Eigenlijk denk ik dat wij niet moeten uitzien naar zelfs een overdrachtelijke terugkeer naar een vernieuwd eigentijds Jeruzalem; misschien moeten wij eerder dat Jeruzalem, waarover Baruch en de psalmist het hebben, misschien moeten wij dat wel zoeken nu, op dit moment, en in onszelf, juist in deze adventstijd; misschien moet het nieuwe Jeruzalem een plek vinden in onze harten. Bedoelt Jezus dat, wanneer hij tegen de farizeeën zegt ‘’het Rijk Gods is midden onder u’’ (Luc.17: 21) ? Er zijn zo oneindig veel manieren om deze teksten uit te leggen. Misschien kan ieder van ons dat maar het beste voor zichzelf doen. Ga daartoe in gebed, en de H. Geest zal vroeg of laat helpen de betekenis van dit door mensen opgeschreven Woord van God te doorgronden.

 ‘’Kerk in ballingschap’’, die uitdrukking valt wel eens, de kerk heeft het moeilijk, dat zal wel maar hoe erg is de toestand eigenlijk ? Enkele maanden geleden, op 14 oktober zag ik in een uitzending van Brandpunt hoe mijn voormalige vakbroeder Fons de Poel op welhaast wellustige wijze uiteenzette dat het met onze kerk in Europa en Noord Amerika gebeurd is. Dat er in dit land van onze kerk, het mystiek lichaam van Christus nauwelijks nog iets over is en dat die kerk binnenkort wel helemaal verdwenen zal zijn. Maar is het wel zo dramatisch ? Tegelijk met die Brandpunt- uitzending kwam ik op hun website een statistiek van het CBS tegen, en toen zag ik dat in 1899 35 % van de Nederlanders als katholiek stond geregistreerd en dat dit percentage in 2008 was teruggelopen tot 29.   Dat valt dus nogal mee.

 Stellig hield katholiek zijn in 1899 iets anders in dan heden ten dage en bepalen gelovigen nu veel meer zelf hoe zij hun geloof belijden, is er minder of geen sociale controle en laten velen zich nog maar weinig gelegen liggen aan voorschriften en verboden. Maar misschien is dat nu precies wat de heilige apostel Paulus bedoelt in zijn brief aan de gemeente van Kolosse: daarin ontraadt hij de leden van die gemeente om hun geloofsbeleving te laten ontluisteren door  ‘’verordeningen … louter menselijke voorschriften en leringen’’ (Kol.2:20-23) . En in zijn brief aan de gemeente van Filippi, die vanochtend werd gelezen, maakt de apostel duidelijk dat wij ons moeten richten op ‘’waar het op aan komt’’ . Dat is: ons verliezen in de levende Christus, Gods Zoon en onze Heer, ik herhaal: juist ook in deze adventstijd. Jezus   -   op Hem komt het aan.

 Als dat besef er is en blijft bij die 29 % - dan komt het wel goed, dan zullen wij ooit niet meer die al dan niet vermeende kerk in ballingschap zijn maar zoals het hoort - zo iets als wat zich ooit afficheerde als de triomferende kerk, het springlevend mystiek lichaam van Christus en dan zal het nieuwe Jeruzalem zinderen in onze harten.  Amen.