Wat een mens!

Goede vrijdag 2012                                                                            L : Jes 52, 13 - 53,12

                                                                                                            Ev.: Joh 18, 1 -19,42

 

- Wat een mens! -

 

Beste vrienden,

 

"Wat een mens!" – Deze of een gelijkaardige gedachte is u zeker ook al wel eens door het hoofd geschoten bij de ontmoeting met een interessante persoon.   Misschien omdat het voorkomen van die persoon ons fascineerde, zijn uitstraling, zijn kennis of de indruk die hij op ons maakte bij een gesprek.   De uitspraak "Wat een mens!“ kan ons echter ook door de reclame worden gesuggereerd, wanneer die ons weer eens iemand presenteert die we dan met smachtende blikken zouden moeten bewonderen. En meestal is het dan alleen maar de bedoeling om, via die persoon, een nieuw product aan de man te brengen: Misschien een nieuwe dagcrème die rimpels bedekt of een nieuwe aftershave die de huid tegelijk strakker en weker maakt.  De reclame maakt ons het leven telkens weer appetijtelijk met de boodschap: Ik ben jong en vol energie; ik kan me veel veroorloven, ben dynamisch en goed geluimd – de ouderdomsverschijnselen maken bij mij geen kans.  Wat een mens ben ik toch!!!  

In het passieverhaal van Johannes, dat we vandaag lezen, horen we een gelijkaardige uitspraak. Maar ik ben wel van oordeel dat Pilatus de draagwijdte van zijn uitspraak toen niet echt heeft vermoed.   Hij toont de gefolterde Jezus aan de mensenmassa met de woorden: “Ecce Homo” – “Ziehier de mens!” En dat klinkt voor mij alsof hij wou zeggen: “Mensen zie, bekijk hem maar! Hij is toch maar een mens! Bekijk zijn geschonden lichaam; we hebben hem gefolterd en verminkt en nu kunt ge Hem uitlachen en bespotten! Hij lijkt me niet helemaal bij zijn verstand want hij houdt zich voor een Koning”.   Wat mij alleen verwondert is dat Pilatus niet zegt: Kijk hier is een gek!; Kijk, een kreupel geslagene!; Kijk hier, een misdadiger!  Neen, hij zet Jezus in het midden met de woorden: “Ziehier de mens!”. 

Die woorden van Pilatus zijn ook vandaag nog actueel. Achter die woorden kunnen we een stille maar dringende aansporing vermoeden wanneer we elke dag opnieuw, in het nieuws de tragedies volgen die zich op onze aarde afspelen: Mensen op de vlucht, in oorlogsituaties, gefolterd, gemarteld, in de lucht gejaagd, verkracht, lichaam en ziel misbruikt.  

Ziedaar de mens! Kijkt, daar zijn mensen die om hulp roepen, die om erbarmen smeken, die smachten naar iemand die medelijden met hen heeft.   

Ziedaar de mens! – ongeneeslijk ziek zonder enig vooruitzicht op verbetering sleept hij zich elke dag door het leven.

Ziedaar de mens! – sinds jaren werkeloos en met dat vreselijke gevoel in zijn maag van uitgesloten te zijn en er niet meer bij te horen.   

Ziedaar de mens! – voor elkeen van ons kan die mens een heel ander gelaat hebben.  

Tot ons mens zijn behoort, en dat weten we toch allemaal, veel meer dan alleen dat leven in volle bloei.  En ons mens zijn, en dat weten we ook maar al te goed, is veel meer dan datgene wat ons door de reclame wordt voorgespiegeld. En toch valt het ons dikwijls toch zo zwaar om met die andere te leven.  

Pilatus wil met zijn uitspraak – „Ziedaar de mens!“ aan de meute zeggen: Kijkt toch, hij is iemand van jullie. Een mens, net als wij en niemand om bang van te zijn. Pilatus wil het hart van de mensen in de menigte beroeren – so stelt de evangelist Johannes het toch voor.  

Voor mij komt die scène telkens terug, al die keren dat we het leed en de ellende in onze wereld ontmoeten.  We zijn er van aangedaan, vinden het moeilijk om iets te zeggen en dan komt er ten hoogste een gestameld „God ocharme toch” over onze lippen.  Dat „God ocharme toch” toont onze sprakeloosheid tegenover leed, ziekte en dood aan. Maar het kan ook een bedekte roep om hulp zijn:  God, doe toch iets! Verander dit leven, want ik kan het niet. „God ocharme toch”, daar achter verschuilt zich toch ook het vermoeden, en het weten dat er ergens iemand is die aan onze kant staat, die ons, U en mij,  vasthoudt als ik niet meer kan en niets meer te zeggen heb.      

"God ocharme toch" – Ja, er is iemand die dat leed en die ellende, dat vreselijke duister en die angst van Goede vrijdag zelf aan eigen lijf heeft ervaren.  

Ook als Johannes in zijn passieverhaal reeds over de gekruisigde heen naar de verrijzenis verwijst, blijft het voor ons toch herkenbaar:  Deze geschonden mens, Jezus van Nazareth, is en blijft, ondanks alle vernederingen en ondanks alles wat men Hem heeft aangedaan, een afbeelding van God. In Hem mogen wij herkennen wat niemand ons kan afnemen: Het vastgehouden worden door Gods troostende woorden en oneindige liefde.  Wij ontvangen een liefde die tot het uiterste gaat. Menselijke laagheid en boosheid kunnen ons leven weliswaar onherkenbaar verminken; Ziekte en Pijn kunnen ons leven tot een hel maken, maar Gods oneindige liefde en barmhartigheid kunnen ze ons niet afnemen.  

 

Ziedaar de mens!  Bij God gaat het altijd over ons mensen, met alles wat daarbij hoort.

Bij God gaat het over de mens die lijdt en geen uitweg meer ziet.

Bij God gaat het om de mensen, niet alleen in het hiernamaals, maar vooral hier en nu.

Bij God gaat het om mensen, ook wanneer wij op vele “waarom” vragen geen antwoord hebben.

Ik vertrouw erop dat deze God ons wil zien leven, met alle licht- en schaduwkanten. En zelfs als er van mijn vertrouwen alleen maar een “God ocharme toch” over zou blijven, dan hoop ik toch dat wij altijd weer mogen ervaren dat het bij God altijd om diegene gaat die lijdt; om diegene die treurt en weent. 

Voor mij is dat tegelijk troost en opdracht in één pakket: ik vertrouw er op dat God ook in het uur van ziekte, leed en treurnis aan mijn zijde zal staan. En dat hij mij als het zo ver is iemand zal sturen die mijn angst en vertwijfeling, mijn woede en mijn sprakeloosheid kan uithouden en die me misschien zelfs nieuwe moed kan geven;  moed, die me dan weer hoop geeft of die me helpt om een volgende stap te wagen. 

Tegelijk wens ik ons allen, U en mij, dat we nooit onverschillig mogen worden als het met iemand slecht gaat. Ik verwacht gewoon van ons, christenen, dat we ten overstaan van geweld en onrecht altijd onze mond open doen en de mistoestanden aanklagen. Zo kunnen we onze wereld misschien toch een klein beetje ten goede helpen veranderen

"Ecce homo – Ziedaar de mens!" Herken er Christus in! Maar herken Hem ook in je medemens en in jezelf. Heb leven in overvloed door diegene die leven geeft. 

Amen