Vijfde zondag van de veertigdagentijd (2009)

Homilie

Waar is God? Herkent u die vraag? Kinderen kunnen hem stellen, maar ook volwassenen. Daar is vaak wel een verschil tussen. Kinderen kunnen denken aan een plaats: "waar" is God? Dan kan je eenvoudig antwoorden: ‘In de hemel.' Maar een slim kind kan doorvragen: ‘Waar is de hemel?' Net als de vraag waar opa naar toe is, omdat opa is overleden. Opa is naar de hemel, en woont nu in het huis van God. Afhankelijk van de leeftijd van het kind kan het bij dit beeld iets voorstellen. Soms hoor je ouders zeggen: ‘Opa is nu een ster aan de hemel.' Dat is heel concreet en je kunt naar de sterrenhemel kijken en je afvragen, waar staat opa nu? Maar ik vind het huis van God toch een mooier beeld, omdat dit beeld iets heeft van thuiskomen en omdat Jezus zelf ons dit beeld aanreikt.

Maar als een volwassene vraagt: ‘waar is God?' Dan hangt het er maar vanaf wat hij bedoelt. Het kan betekenen dat hij of zij inderdaad vraagt naar een plaats, een ruimte of een omstandigheid, maar het kan ook betekenen dat hij zijn band met God kwijt is. Dan klinkt het als een klacht: ‘Waar is God?'

Vandaag horen we in de eerste lezing de prachtige profetie over het Nieuwe Verbond. Ik heb al vaker gepreekt over de verbonden in het Oude Testament. God is de mens kwijtgeraakt, zo vertellen de verhalen in de Bijbel. Niet God is weg, maar de mens is los van God geraakt en loopt verloren. En als de mens op een goed moment weer op zoek gaat naar God, dan kan hij God niet vin­den, want de mens is zijn juiste oriëntatie op God kwijt. De mens zoekt God in de verkeerde dingen. Mensen zoeken hun geluk in een machtige god, in een technische god, in een god die alles geeft wat jij wilt, de mens zoekt God in tij­delijk geluk, in egoïstisch geluk, in gewelddadig geluk, in gemakkelijk geluk, en de mens klaagt dat God onzichtbaar is en de wereld niet beter bestuurt.

Het is andersom. God is de mens kwijtgeraakt en God zoekt de mens: "Adam waar ben je?" lezen we in het scheppingsverhaal. En Adam zegt: ‘Ik heb me verstopt, want ik was bang geworden.' De mens is bang geworden voor God omdat de mens innerlijk weet dat zijn leven niet is zoals God dat bedoelt heeft. Dus tegenover de vraag: ‘Waar is God?' klinkt de vraag: ‘Waar is de mens?'

Daarop is die prachtige profetie over dat Nieuwe Verbond in de eerste lezing, een antwoord. God gaat weer aan de slag met de mens en zegt: ‘Dit is het Nieuwe Verbond: Ik leg mijn wet in hun binnenste, Ik grif ze in hun hart. Ik zal hun God zijn en zij mijn Volk. ... Iedereen groot en klein, kent Mij dan. Dan vergeef Ik hun misstappen en denk Ik niet meer aan hun zonden.'

God zelf schept een Nieuw Verbond. Maar hoe? God heeft eens de Verbonds-Wet gegeven aan Mozes, op stenen platen. Een wet in steen gegrift. Maar in plaats dat die wet vanuit die stenen in de harten tot leven kwam, werden de harten van steen, omdat er geen liefde voor God was. Een soortgelijke profetie geeft de profeet Ezechiël (Ez. 36, 26): ‘Ik zal het stenen hart uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik jullie geven.'

Hoe doet God dat? Hoe neemt hij een stenen, een versteend hart weg uit ons leven en geeft Hij ons een hart van vlees, een warm kloppend hart, een gevoelig hart, een gelovig hart, een beminnend hart, een hart met liefde voor God en de naaste?

In onze technische wereld denken we dan aan een operatie, en genetische manipulatie, aan medicijnen en therapeutische ingrepen. Als u de wetenschap volgt weet u dat ze de mens opnieuw willen ontwerpen. Maar zo werkt God niet. God komt het vóór-dóén. God doet ons voor hoe je mens moet zijn. Mens worden naar Gods bedoeling, mens worden zoals je bent bedoeld, dat kan je alleen met hulp van anderen, door een goed voorbeeld na te volgen, door goede dingen na te doen, door je te oefenen in het goede. De mens is geen voorgeprogrammeerde computer die je maar hoeft aan te zetten om hem de juiste dingen te laten doen. In onze wereld lijkt het soms dat we mensen gaan behandelen als computers en robots. Zo is God niet en zo is de mens niet.

Mens worden doe je door geboorte, door opvoeding, door oefening, mens worden doe je door te ontvangen in liefde, door liefde te beantwoorden en liefde te geven. Maar als de oude mens zich daartegen verzet, als die oude mens die zo lang een andere oriëntatie heeft gehad zijn blik moet richten op Christus; als de oude Adam, zijn oude leven moet loslaten en voor zijn gevoel een onzeker pad op moet, met een God die hij niet kan pakken, niet kan manipuleren, niet kan dwingen, als die oude Adam en die oude Eva hun oude bestaan moeten loslaten, dan vinden ze dat moeilijk. Uit zichzelf zouden ze die weg nooit vinden, nooit op dat idee komen en er nooit toe in staat zijn.

Jezus zegt daarover: ‘Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort.' Dat wordt heel concreet als Hij zelf sterft aan het kruis en in het graf wordt gelegd. Daar is de godde­lijke graankorrel in de schoot van moeder aarde gelegd. Daar vertrouwt Gods Zoon zijn leven aan zijn hemelse Vader toe. Hij kan niets meer doen, zijn lichaam is dood, hij kan niets meer pakken, niets meer zeggen, niets meer voordoen. Alles vertrouwt Hij nu toe aan God. En dan blijkt Hij pas ten volle te leven. Alles wat Hij gezegd heeft, wat Hij gedaan heeft, gaat door, klinkt door. Hijzelf leeft en zijn leerlingen ervaren hem als levend in hun midden.

Met Hem geeft God ons een nieuw hart, een hart van vlees. Door Hem na te volgen, na te doen. Al doende en gaandeweg stort God zijn Geest in ons binnenste. Zo maakt hij ons tot nieuwe mensen in Christus. Amen.

 

Begroeting

Van harte welkom, u hier in de kerk en allen die met ons meevieren via de kerkradio of het internet.

We vieren de liturgie van de vijfde zondag in de veertig­dagen­tijd. We horen Jezus spreken over de graankorrel die in de aarde valt en sterft. We horen ook over een Nieuw Verbond. In deze viering mogen we Hem ontmoeten die voor ons het Brood van het Nieuwe Verbond is geworden.

Ik mag u uitnodigen te gaan staan bij de intrede.

 

Uitnodiging bij de Communie

Lijdensbrood en tranenbrood wordt verrijzenisbrood.
Zalig zij die genodigd zijn ...

Voorbede

Richten wij ons in gebed tot God, onze hemelse Vader.

Bidden wij voor allen die in deze veertigdagentijd zich voorbereiden op het Paasfeest, vragen wij om de geest van eenvoud en offerbereidheid, dat de heilige Geest ons vormt tot mensen van het Nieuwe Verbond.
Laat ons bidden.

Bidden wij voor de maatschappij, vragen wij om leiders in onze samenleving die oog hebben voor de diepere waarden van ons menszijn en zich opstellen als bondgenoten van Christus. Laat ons bidden.

Bidden wij voor de kinderen die zich voorbereiden op het Doopsel, de Eerste Communie en het Vormsel, dat ieder van hen mag groeien in een diepe innerlijke verbondenheid met God, dat zij zich heel hun leven gedragen weten door Gods liefde en kracht krijgen hun bijdrage te leveren aan Gods Koninkrijk. Laat ons bidden.

Bidden we voor de gezinnen, dat de verbondenheid van ouders en kinderen eenvoudig mag zijn, hartelijk en trouw, vragen wij om steun in wijsheid en geloof, zodat echtparen die problemen hebben in hun relatie, elkaar weer vinden in de liefde van Christus. Laat ons bidden.