5e zondag in de veertigdagentijd B - 2006

"Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen". Onderverstaan: ‘ook in mijn lijden,' want het is in de context van zijn komende lijden dat Jezus deze en ook de andere woorden uit de evangelielezing zegt. Woorden die klinken als een testament, want Hij weet dat zijn dood nabij is.

Zusters en broeders, ook mensen die Jezus niet willen dienen en niet willen volgen, krijgen met lijden te maken. Lijden hoort nu eenmaal tot het leven zelf, net zo goed als vreugde en vrede. En dan hebben wij nog geluk: het lijden van de westerse mens heeft meestal te maken met ziekte en dood, en met problemen in het gezin, met de partner, met de kinderen, met de familie, met de buren en op het werk. Daarmee hebben we al meer dan onze handen vol. Mensen die minder geluk hebben dan wij, mensen die aan de verkeerde kant van de wereld geboren worden, hebben eveneens met dat soort lijden te maken, maar daarbovenop worden ze geconfronteerd met honger en armoede, corruptie en uitbuiting, oorlog en burgeroorlog, geweld tegen vrouwen en kinderen, wreedheden allerhande. Het leven van veel mensen is dikwijls geen leven meer, maar lijden en ellende. Ons leven daarentegen is meestal wél leven, met momenten van pijn, ellende en verdriet. Maar meer of minder ellende, meer of minder verdriet, pijn blijft pijn en lijden blijft lijden. En gelovig of ongelovig, iedereen moet er zien mee om te gaan, of hij dat wil of niet.

Maar er is een verschil. Niet-gelovigen staan er alleen voor, gelovigen niet. Ik weet het, in tijden van tegenspoed en miserie leer je je vrienden kennen, en die zullen je ook wel steunen zo goed ze kunnen. Maar als het er echt op aankomt, sta je er alleen voor. Geen enkele vriend of vriendin kan lijden in jouw plaats of kan de ellende verwerken in jouw plaats, nee, dat moet je zelf doen, helemaal alleen. En pijn en lijden kunnen je zo zwaar te pakken krijgen dat je de weg kwijtraakt, dat je maar wat ronddoolt, dat je in een diepere en diepere put terechtkomt. Maar als gelovige sta je er niet alleen voor, want Jezus zegt: ‘Kom, volg Me maar. Ik ken de weg. Ik heb immers zelf allemaal meegemaakt. Houd je maar vast aan mijn kruis, leun maar een beetje tegen Mij aan, en als ook dat niet meer lukt, als je ook daar te ziek en te zwak voor bent, dan zal ik je dragen. Ik breng je terug thuis. Ik neem je mee naar Calvarie. Nee, wees maar gerust, op het kruis hoef je niet, dat is voor Mij bestemd. Maar toch neem ik je mee naar mijn berg. Daar kun je tussen mijn gestrekte armen rusten, en vanop die veilige plek kun je kijken naar de put waaruit je bent gekropen doordat je Mij bent gevolgd, en naar het ravijn waaruit je bent geklauterd toen je je aan mijn kruis kon vasthouden. Volg Me dus maar, Ik wijs je de weg. Of misschien beter: Ik ben de Weg.'

Zusters en broeders, het is goed dat we ons in de periode waarin de liturgie naar het lijden en de dood van Jezus toegroeit, bezinnen over ons leven en dat van anderen. Het is goed dat we stilstaan bij onze eigen pijn en bij ons eigen lijden en dat van anderen. En het is nog beter dat we beseffen dat we er nooit alleen voorstaan, dat God, dat Christus altijd, en vooral op die momenten tegen ons zegt: ‘Ik ben er voor u. Ik leg Mezelf in uw binnenste, ik grif Mezelf in uw hart. Ik zal uw God zijn, en gij zult mijn kind zijn, en ge zult Mij kennen zoals Ik ben: een God voor iedereen, voor groot en klein. Een God voor alle mensen, een God die in uw leven is, die bij u is in vreugde en verdriet. Nooit zult ge alleen zijn, want Ik, uw God, zal altijd bij u zijn.'

Zusters en broeders, Jezus' uitnodiging om Hem te volgen is geen uitnodiging om pijn en lijden te zoeken. We weten uit ervaring dat we die helemaal niet hoeven te zoeken, ze komen wel vanzelf. Het is wel een uitnodiging om op Hem te leunen en op Hem te vertrouwen. En om te groeien in zekerheid dat pijn en lijden niet het einde zijn. Zoals Calvarie niet het einde was. Wel het begin van nieuw, van eeuwig leven. Amen.