Abraham, door de Heer beproefd

Over Abraham valt er veel te vertellen. In het boek Genesis zijn meer dan tien hoofstukken aan hem gewijd. Met hem begint de geschiedenis van Israël, en ook deze van de christenen en die van de moslims. God sprak tot Abraham: « Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je al wijzen » (Gen. 12, 1).

De pelgrim

De tocht die met Abraham begint, gaat doorheen de eeuwen en is een teken van een groot en universeel gebeuren in de mensheid; De menselijke persoon is de homo viator, de mens onderweg. Hij is een trekker, dorstig naar nieuwe horizonten, hongerig naar rechtvaardigheid en vrede, zoekend naar waarheid, verlangend naar liefde, open op het absolute en het oneindige.” (Uit een document van de Pauselijke Raad voor de Pastorale Zorg voor Migranten en Reizigers).

Abraham is een pelgrim, hij is een vriend van God. Hij gaat vertrouwelijk met Hem om, hij is een man van geloof en vertrouwen. Toch heeft hij een scheve schaats gereden en het Sara niet zo gemakkelijk gemaakt, wanneer hij in Egypte was en hij later een kind kreeg bij Hagar.

Beproevingen

God stelt zijn vriend op de proef. Joodse bijbelverklaarders tellen tien beproevingen van Abraham. De eerste is deze wanneer Abraham zijn land van herkomst verlaat. Daarop volgen beproevingen zoals de hongersnood, die hem verplicht naar Egypte te gaan, waar zijn mooie vrouw Sara ontvoerd werd. Er waren de dreigende spanningen tussen de herders van Abraham en deze van Lot, die met Abraham was meegekomen. Doordat Sara kinderloos bleef, verwekt hij zijn zoon Ismael bij Hagar, die hij nadien samen met haar kind de woestijn instuurde. Wanneer hij dan toch met Sara zijn zoon Isaak kreeg, komt de zwaarste en laatste beproeving. “Enige tijd later stelde God Abraham op de proef ‘Abraham! zei hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. “Roep je zoon, de enige, van wie je zoveel houdt; Isaak, en ga met hem naar het gebied waar de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik wijzen zal” (Gen. 22, 1-2). Abraham moet opnieuw loskomen van wat hij had. Eerst had hij zijn land, zijn ouders en familie, zijn verleden moeten achterlaten. Nu moet hij gans zijn toekomst, zijn zoon achterlaten.

Hij zwijgt

Waarom zegt Abraham hier niets tegen God? Waarom protesteert hij niet? Het is toch ongehoord een mensenleven op te offeren. Hoe kan God zo iets vragen. “Leid ons niet in beproeving”, zo leert Jezus ons bidden. Is God degene die zijn vriend op de proef stelt? Het lijden lijkt onvermijdelijk. Maar mogen we het lijden aan God toeschrijven? Kan Hij het lijden willen en het opleggen?

Abraham, de gehoorzame

Kwam de zware uitspraak dat God Abraham beproeft omdat zij die het verhaal van Abraham vertellen en navertellen vooral de gehoorzaamheid en de volgzaamheid van Abraham willen in het licht stellen? Abraham geeft zo een krediet aan God, dat hij zelf bereid is zijn zoon te offeren.

Door de traditie is aan zijn verhaal gevijld om meer en meer te wijzen op zijn absoluut vertrouwen in God. Zoals verder in het verhaal blijkt gaat het in tegen gebruiken bij volkeren om kinderen te doden. Er zijn religies, waarin kinderen zijn gedood en mensenoffers zijn gebracht. In het boek Rechters doet Jefta een onvoorzichtige belofte tijdens de strijd tegen de Ammonieten. Hij zal wanneer hij overwint het eerste dat hij bij zijn thuiskomst tegenkomt offeren aan God. “dat zal ik u als brandoffer aan u opdragen” (Rechters, 11,31). Zijn enige dochter leidt na de overwinning de reidansen. Zij is de eerste en is vooraan. Zij wordt geofferd. Er is geen protest te horen van de kant van God. Maar we voelen het protest in ons en dat van andere tegen het onbegrijpelijke, tegen een God die offers vraagt, mens en dierenoffers! We kunnen niet aanvaarden dat God mensenoffers zou willen. Hoe kan hij leven vernietigen dat zo is verwacht?

Protest

De mensheid blijft offeren aan de god van het geweld en de oorlog. Een man kon na zijn ervaringen in het concentratiekamp van Dachau niet meer geloven in God. Voor menig atheïst is dit verhaal van her offer van Isaak reden genoeg om te zeggen: 'In zulke God weiger ik resoluut te geloven! Ik wil met godsdienst niets meer te maken hebben.” “Voor de één het toppunt van geloof en gehoorzaamheid, voor de ander het toppunt van irrationaliteit en absurditeit” (Ignace Demaerel, Het offer van Abraham, één van de meest controversiële Bijbelverhalen: twee tegenovergestelde lezingen in Knack 12 mei 2013).

!' .”

In de koran wordt het verhaal als volgt verteld en toegepast op Ismael: We vinden het daar in soera 37:99-108: “En hij (Abraham) zei: “Ik ga tot mijn Heer, Hij zal mij op het goede pad brengen. Mijn Heer, schenk mij iemand die rechtschapen is.” Daarop verkondigden Wij hem het goede nieuws van een zachtmoedige jongen. Toen die zover was dat hij met hem mee kon gaan zei hij: “Mijn zoon, ik heb in de slaap gezien dat ik je zal offeren. Zie eens wat jij ervan vindt.” Hij zei: “Mijn vader, doe wat je bevolen is. Je zult merken dat ik, als God het wil, iemand ben die geduldig volhardt.” Toen zij zich beiden [aan Gods wil] overgegeven hadden en hij hem op zijn voorhoofd had neergelegd, riepen Wij hem: “Ibrahiem! Jij hebt de droom doen uitkomen. Zo belonen Wij hen die goed doen. Dit was duidelijk een beproeving.” En Wij gaven voor hem een geweldig offer in de plaats. En Wij lieten voor hem een goede naam bij het nageslacht na.”

Op het laatste nipperte wordt de dood van Isaak verhinderd. Hiermee wordt gezegd dat God geen kinderoffers wil. Abraham brengt dan het offer van een ram. Later zal in de Bijbel worden verkondigd dat God geen slachtoffers en brandoffers wil. Hij vraagt van ons een vermorzeld hart.

Bij de moslims is het offerfeest een groot feest, het tweede onder al hun feesten.

Het verhaal eindigt met een hernieuwde belofte van God aan Abraham. Hij die zijn land heeft verlaten en zijn toekomst aandierf te offeren, krijgt de belofte van een groot nageslacht omdat hij naar God heeft geluisterd. Zijn nakomelingen zullen een zegen zijn voor anderen!

In dit verhaal missen we de stem van Sara, de moeder, zij die het kind heeft gedragen. Wat heeft ze gezegd wanneer Abraham met Isaak vertrok en wanneer hij nadien is thuisgekomen?

In de vastenliturgie staat tegenover de Moria de Thabor. Jezus hoort een stem van de hemel: “Deze is mijn zoon, de welbeminde; Luister naar hem.”

Jezus was enkele dagen voordien begonnen aan zijn leerlingen uit te leggen: “De Mensenzoon moet veel lijden. Hij moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, ter dood gebracht worden; en na drie dagen opstaan. Hij sprak hierover ronduit” (Mc. 8, 31-32). Het brengt ons naar die andere berg, de berg van Golgota, waar wij op Goede Vrijdag zullen aankomen. Jezus is in de leerschool van het lijden gekomen. Hij roept daar met luide stem: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij in de steek gelaten?” (Mc. 15,34).

Wij geloven dat God meegaat in het lijden. Hij heeft Jezus niet de wereld ingestuurd om te lijden, maar om bevrijding te brengen. Hij werd overgeleverd in handen van mensen. Zij hebben hem niet aanvaard. Zij hebben hem geweigerd.

Door te haten, te doden en te moorden schaden wij het leven en houden we de vrede tegen die Jezus heeft willen brengen.