Vol goede moed (2000)

Je hoeft geen huisarts of psychiater te zijn om te kunnen vaststellen dat lang niet iedere mens evenveel aan het leven te “verhapstukken” krijgt. Elk huisje heeft weliswaar zijn kruisje, maar er zijn toch grote verschillen. De een moet zich elke dag weer door een bord vol ellende heen werken en voor de ander blijft het beperkt tot een niet goed doorgekookte erwt. Zo heb ik een collega in het onderwijs gehad die, terwijl zijn vrouw met acute leukemie in het ziekenhuis lag, op een en dezelfde dag te horen kreeg dat het huwelijk van een dochter was gestrand omdat ze ging samenwonen met een vriendin. Zijn jongste zoon was voor een shocktoestand opgenomen omdat zijn vriend naast hem in een tank door de zwaaiende geschutstoren was onthoofd en een andere zoon was voor een ongeneeslijke spierziekte naar een academisch ziekenhuis gebracht. Zoiets krijgt je toch niet verzonnen. En toch is die collega niet ingestort, maar een andere collega is wel ingestort omdat zijn zoon een half jaar na schitterend afstuderen nog geen werk had. Zo kunnen we ons dagelijks vergapen aan klagende landgenoten die vinden dat de Gemeente te laks is met het opruimen van de canavalserpentines voor hun deur en op dezelfde beeldbuis zien we mensen in ontwikkelingslanden die in heel hun leven nog niet één dag de welvaart kennen die wij elke dag hebben, maar ze lachen wel nog. Sommige mensen zit het één dag tegen en anderen een heel leven, wel 40 jaren of -dagen lang, zoals ze dat in sommige culturen zeggen. De verschillen in onheil zijn groot, maar ook de manier waarop mensen daar mee omgaan. Dat na zo veel tegenslag mensen er niet meer uit komen verbaast ons geenszins, maar hoe – in Gods naam- is het mogelijk dat er toch ook heel wat zijn die er nog beter en vol zelfs vol goede moed uitkomen. Precies, zo is het: sommigen misschien uit eigen kracht, met behulp van de psyciater, met behulp van vrienden enzovoorts, maar inderaad ook veel “in Gods naam”. Die laatste mogelijkheid ligt voor iedereen open.

Onze eigen Lidwina, waar onze kerk naar genoemd is, was er zo eentje. Ze staat in brons gegoten in onze kerk op het priksleetje waarmee ze zo’n smak op het ijs had gemaakt dat ze meer dan dertig jaar( 40 jaar dus, want een leven lang) en met heel veel pijn te bed moest blijven. Niet om die smak en die pijn staat ze hier, maar omdat ze door haar Gods vertrouwen altijd de goede moed heeft bewaard en die ook nog eens aan anderen wist door te geven. Men kwam getroost, zelfs blijmoedig, bij haar vandaan. Ze had een eenvoudige maar blijde boodschap voortdurend op de lippen: Houd goede moed, je bent niet uit Gods hand gevallen, in tegendeel, want nu sta je bij Hem vooraan in de rij en uiteindelijk is dat boffen. Hoe ze daar aan kwam? Misschien wel omdat ze het had begrepen van Jezus van Nazareht zelf, die al bij voorbaat eindeloos(40 dagen en nachten) beproefd werd en die ook voor de keuze stond zich te laten in pakken door de satan van van hopeloosheid, van verwijt naar alles en iedereen of zich te laten dragen door de engelen van geloof en vertrouwen. Hij kwam er met een Blijde Boodschap uit en nodigt van toen af ons uit hetzelfde te doen. Het is een kwestie van de goede keuze maken. Niet dat dat gemakkelijk is, want vertrouwen en geloof vragen dat dappere neerbuigen en die moed om zelfs de zekerheid van je ellende weg te geven, het enige wat je op zo’n moment nog hebt.

Deze 40-dagentijd is slechts een nabootsing van een levenslange zuiveringstijd, bedoeld als zo’n soort oefenperiode in het opbouwen van geloof en vertrouwen in Gods nabijheid om met Pasen, maar vooral nog lang daarna, vol goede moed door het leven te kunnen gaan. Wel zelf die keuze maken.