Een droom? (2006)

Dat is toch te mooi om waar te zijn, zo'n hemelbestormend visioen dat Joël ons schildert: alle mensen die de Geest krijgen, gewone mensen die namens God gaan spreken, alle mensen die elkaar zullen verstaan.
Maar wij zien iedere dag heel andere beelden:
voortdurende aanslagen in Irak, gisteren weer tientallen doden, volkeren die lijden en op de vlucht moeten, in Afghanistan, in Afrika, gisteren waren ze ons nog tastbaar nabij in de mensen uit Burundi die ons vroegen om de doop van hun kinderen.
En in ons land zijn ook spanningen en tegenstellingen tussen mensen van buiten en mensen van in ons land. Harde taal wordt gebruikt door politici, nog hardere taal aan de borreltafel die niet in de krant komt...
10% van onze bevolking zou racist zijn en menen dat Nederlanders beter zijn dan buitenlanders, zo meldde een krantenonderzoek.

Het lijkt erop dat de droom van allerlei verschillende mensen samen voorlopig wel een droom zal blijven......

Het is geen nieuw probleem. De oude Grieken noemden alles wat niet-Grieks was: barbaren; de Romeinen zagen ieder die geen romein was als een vijanden, hostes; de Joden spraken over de niet-Joden als Gojim, de heidenen en zo heeft welhaast iedere cultuur wel een minder vleiende benaming voor de vreemdeling.
Maar de volgelingen van Jezus hadden een andere visie. Zij zeiden: De vreemdeling is onze vriend, (een gedachte die trouwens ook in het eerste Testament voorkomt). Vreemden worden vrienden voor hen.

Hoe komen de eerste christenen daarop?
Het antwoord is zo eenvoudig: de vreemdeling is onze vriend omdat ze ook Gods vriend zijn. Hoe kunnen wij vreemdelingen barbaar noemen, of vijand, of heiden. Met Pinksteren hebben we dat toch anders beleefd. De Geest houdt zich niet aan de grenzen die wij trekken Zij spreekt in alle talen. De Geest is iedereen nabij omdat zij ieders taal spreekt, iedereen is voor de Geest van belang. De Geest spreekt in mijn moedertaal tot mij en ik kan in mijn eigen taal tot de Geest spreken, zoals we gisteren treffend mochten beleven toen de mensen uit Afrika hun geloof beleden in hun eigen taal en toen een van hen in zijn eigen taal kon bidden. Dat heeft hen diep geraakt vertelden ze naderhand.

Maar Gods Geest spreekt tot iedereen in de eigen taal. Daaruit volgt voor ons christenen vanzelf dat iedere nationale arrogantie, ieder zich verheven voelen boven de culturen en talen van de ander ondenkbaar is. En dan maakt het niet uit of het gaat over mensen uit Afrika, Azië of een Arabisch land, evengoed als voor de westerling die in het oosten van ons land in een klein dorp gaat wonen.

De ander heeft iets kostbaars van God gekregen dat ik alleen door de ander op het spoor kan komen en kan leren waarderen. Maar dat zal alleen tot gelding komen als we ons wederzijds openstellen voor elkaar.

Pinksteren opent ons blikveld naar alle volkeren en opent onze oren voor alle talen. Toen de kerk ontstond, met Pinksteren, is dat met haar meegegeven. De kerk, universeel, over de hele wereld vanaf haar ontstaan, dat is ze niet in de loop van de tijd geworden. Uit kracht van de Geest is ze vanaf het begin thuis in alle talen, bij alle mensen, is ze wereldwijd zonder grenzen. In de kerk kan niemand een buitenlander zijn, kan niemand vreemdeling zijn.
Het is de oer-roeping van ons als kerk om in verschillende talen en culturen thuis te zijn, éé´n in Gods Geest. We zijn als kerk een teken van bij elkaar gebrachte veelvoud: één èn verscheiden. Je kunt het vergelijken met een gezin: ieder is anders en toch ben je tot in je vezels met elkaar verbonden.

In onze tijd is het een grote uitdaging. Gemakkelijk wordt gezegd dat onze wereld, door de moderne communicatie een ‘global village' is geworden, de wereld is als een dorp. Bijvoorbeeld: je kunt op internet onmiddellijk zien in welk vluchtelingenkamp de mensen die gisteren hier waren uit Burundi, hebben geleefd en in welke omstandigheden. Een van de beslissende vragen voor de toekomst van onze kerk is: wat zullen wij als christenen bijdragen aan het onderlinge begrip van mensen en aan het vreedzaam samenleven in ons werelddorp?

Vreemden worden vrienden, dat is de Boodschap die Gods Geest vanaf de oorsprong ons meegeeft. Om dat te bereiken valt er nog het nodige te doen.
Immers, ook mensen die zich christen noemen, ook mensen die zich tot de katholieke kerk rekenen, verzetten zich tegen vreemdelingen en trekken soms zelfs tegen hen ten strijde. Kijk maar naar Irak, of de onderlinge strijd in voormalig Joegoslavië of in Rwanda en Burundi. Maar ook hier, gegarandeerd dat er heel wat christenen zijn die wat de vreemdeling betreft het standpunt NIMBY er op nahouden: not in my backyard, niet in mijn achtertuin.

Je ziet dat als mensen die zich zeker als goede christen zien, op een verjaardagfeestje erover beklagen dat de buitenlanders arbeidsplaatsen van ons bezetten, of al snel een nieuwe woning krijgen als ze als vluchteling hier aankomen ...
Is ons geloof werkelijk zo sterk dat het bergen van achterdocht en angst voor de onbekende kan verzetten?

Ik voelde mij gisteren een beetje beschaamd en andere Nederlanders die erbij waren evenzo, toen we na de doop door de Burundese families waren uitgenodigd om de doop op hun kleine appartement in het Asielzoekerscentrum mee te vieren. Ik was onder de indruk van de waardigheid die deze mensen betoonden in het welkom heten van hun gasten en de oprechte blijdschap die ze volop toonden simpel omdat je hun gast wilde zijn. Ik was onder de indruk van de blijdschap die ze uitstraalden en alles wat ze -in toch hun eenvoudige omstandigheden- alles wat ze hadden deelden ze, overvloedig en zo genoten ze dubbel.

De heilige Geest laat ons dit Pinksterfeest heel duidelijk verstaan dat we te leven hebben voor die ene mensheid. De vreemde is geen bedreiging maar allereerst een zuster en een broeder die net als wij de heilige Geest heeft ontvangen en kind van de ene vader is. Kom heilige Geest, verlicht de harten van uw gelovigen en gij zult het aanschijn van de aarde en de gezindheid van ons allen vernieuwen.