In absolute termen spreken

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Veertig dagen lang bleef hij bij hen. Ze waren blij hem weer te zien, maar er was iets veranderd. Er is geen enkele melding van een wonder gedurende die tijd. Niets, behalve dan de manier waarop hij plotseling verscheen door plafonds en vloeren, dichte ramen en gesloten deuren.

Hij praatte met hen, dat is waar. Maar wanneer hij tegen hen praatte, sprak hij alleen over hen. Hij vertelde dat hij hen kracht zou geven. De macht om elkaar te vergeven. De macht om kwaad uit te drijven. De macht om met de blote hand slangen op te pakken, ongedierte dat steeds een symbool van zonde geweest was. Hij vertelde hun dat ze het dodelijke gif van een corrupte wereld zouden kunnen drinken zonder er aan ten onder te gaan. Hij vertelde dat hij aan hen zijn heilige geest zou zenden. Voor de rest, niets nieuws. Er gebeurde niets opzienbarends tot op die veertigste dag, dat ze hem - volgens de afspraak - ontmoetten op die heuveltop.

Het schijnt dat het allemaal begon met hun vraag, een vraag die al zo lang in hun harten en op hun lippen gebrand had: ‘Heer, is de tijd gekomen? Wanneer gaat U deze wereld restaureren?'

Toen ze die vraag stelden, begonnen zijn voeten de aarde te verlaten. Een beetje, maar zijn voeten waren al van de grond.

‘Wanneer gaat u ons de verlossing en redding - hij was een beetje hoger -, het heil en het leven - weer was hij wat hoger - de ontwikkeling en het koninkrijk van God brengen, dat u ons beloofde en waarop wij nog steeds aan het wachten zijn?' Nu was hij heel hoog, al boven hun hoofden.

Hoe meer ze aandrongen, hoe hoger hij klom. Dan, hoog boven hen, zei hij, ‘Laten we het niet hebben over tijden en data. Laat het er ons niet over hebben wanneer dit allemaal vervuld zal worden. Laat het er ons nu over hebben, hoe jullie - ja,jullie - de geest zullen gewaar worden. Hoe jullie uit zullen moeten trekken om het goede nieuws te verkondigen van hier tot aan het einde van de wereld, hen dopend die geloven, de duivel uitdrijvend, slangen oppakkend, handen opleggend en allerhande talen sprekend. Trek er op uit. Jullie, niet ik. Ik ga nu weg, ik laat dat aan jullie over.'

Terwijl hij dit zei, verliet hij de aarde, hoger en hoger, totdat ze hem niet meer konden zien. Ze gingen naar Jeruzalem om de heilige geest af te wachten.

Velen van ons verklaren van Jezus te zijn, de volgelingen van Jezus. We besteden nogal wat tijd in de kerk. Maar hoevelen van ons zijn bereid om de taak die hij ons liet serieus te nemen?

We leven in een wereld die verre van ideaal is. We zijn allemaal op de hoogte van de slangen in onze wereld, de corruptie, de zonde, de honger, de verwaarlozing, het bedrog, de omkoperij, het omkomen van de weduwen en wezen.

Gebruiken we Jezus zelfs niet vaak als een soort excuus om keurig netjes in deze ellende te blijven zitten. We lijken te redeneren: 'Hij verloste ons. We werden in zijn bloed gewassen. We zijn veilig, wij zijn gered.' En we kijken op naar God, vouwen onze handen, buigen onze knieën, verspreiden onze bijbels, geven aan de collectes, maar sluiten onze ogen, onze oren, onze neuzen, onze handen en onze monden, de wereld zegenend. We zegenen zelfs bommen en gevechtsvliegtuigen, en we zingen - nu en dan - ‘we zijn niet van deze wereld', ‘alleluja, prijs de Heer!' en ‘alle lof en eer aan God'. In zover als het van ons afhangt gaat er zo niets veranderen aan deze wereld. Helemaal niets, en dat hoeft dan ook niet, want we eren immers hem die aan de rechterhand van God de vader zit.

Het past dat we, op de dag dat we herdenken dat hij van ons wegging, ons bezinnen wat hij daar aan de rechterhand van God aan het doen is. Dat wordt ons uitgelegd in de brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 10, vers 13. De auteur van die brief schrijft: ‘Hij nam plaats op zijn zetel aan de rechterhand van God, waar hij aan het wachten is, tot wij zijn tegenstanders in de wereld verslagen hebben.'

Hij liet zijn leerlingen achter met die opdracht. Het is de reden dat hij tegen hen zei: ‘Ik laat jullie achter als het zout van de wereld. Ik laat jullie achter als gist. Ik laat jullie achter als licht.'

Wij denken vaak dat we op hem aan het wachten zijn. In feite is hij aan het wachten op ons!