6e zondag in de paastijd B - 2009

‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar dat hij zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor hem heeft en rechtvaardig handelt.’ Zusters en broeders, die woorden van Petrus in de eerste lezing zijn niet zomaar wat woorden in de wind, nee, het zijn woorden die de geschiedenis veranderd hebben en die vandaag ook direct op ons betrekking hebben. Vooreerst de geschiedenis. Jezus was een jood, en zijn apostelen en eerste volgelingen waren ervan overtuigd dat de Blijde Boodschap alleen voor de joden bestemd was. De eerste die daartegen reageert, is Paulus. Alle volkeren hebben recht op Gods boodschap, zegt hij. Dat leidt tot soms bitsige discussies tussen hem en de andere apostelen. Ten slotte is hij geen echte apostel, is hij Jezus tijdens diens leven nooit gevolgd, en heeft hij de eerste christenen met geweld en zelfs doodslag vervolgd. En nu heeft hij de pretentie te doen alsof hij beter weet dan zij wat Jezus wilde. En dan heeft Petrus een visioen, waarin hem duidelijk wordt gemaakt dat voor God alle mensen gelijk zijn. Dus overtuigt hij de joodse christenen dat de Romeinse honderdman Cornelius kan gedoopt worden en christen kan zijn. Dit is voor Petrus en zijn joodse medechristenen een revolutionaire ommekeer in hun denken, die symbolisch bezegeld wordt wanneer de heilige Geest neerdaalt over allen, dus ook over Cornelius en zijn familie. En zo wordt deze Romeinse officier de eerste niet-joodse christen, en zijn verhaal zal effectief de geschiedenis veranderen, want van dan af zullen de apostelen zich niet alleen meer tot de joden, maar tot alle mensen wenden. Petrus is daar zelfs heel resoluut in: hij vertrekt naar Rome, de hoofdstad van het immense, maar heidense Romeinse Rijk. Van daaruit wil hij het geloof verspreiden. Onder keizer Nero vindt hij de marteldood, maar op termijn gebeurt wel wat hij had gehoopt, namelijk dat het christendom zich vanuit Rome over de hele toenmalige wereld zou verspreiden. En dat het christendom de geschiedenis veranderd heeft, zal zelfs de meest antichristelijke atheïst niet ontkennen. Maar de episode heeft ook op ons betrekking. De weigerachtige houding van de eerste jodenchristenen om ook heidenen in hun gemeenschap op te nemen, had wellicht ook met iets heel menselijks te maken, namelijk met het verlangen naar rust, zekerheid en geborgenheid. En waar kun je die beter vinden dan in je eigen familie? Het gevoel dus van ‘ons kent ons’. Haal er vreemdelingen bij, en je bent niet meer zeker, want vreemdelingen, dat zijn andere culturen, andere gebruiken, andere overtuigingen. Kortom, alles is anders, en het is nog maar de vraag of dat leefbaar is, en of die vreemdelingen geen eisen gaan stellen en geen accenten gaan leggen die tegen het oude vertrouwde ingaan. Zusters en broeders, ik ben er bijna zeker van dat dergelijke overwegingen bij de eerste jodenchristenen hebben meegespeeld. Want die heidenchristenen waren, hoe dan ook, vreemdelingen, en met vreemdelingen moet je oppassen. En daar zitten we midden in onze eigen tijd en in ons eigen leven, want ook wij worden de laatste jaren geconfronteerd met vreemdelingen in ons midden, mensen met een andere godsdienst, andere gewoonten, andere gedachten. En we moeten elkaar geen blaasjes wijs maken: dat is niet altijd even gemakkelijk. Maar we kunnen het ook van de positieve kant bekijken: vreemde culturen verruimen ons blikveld, en onze eigen wereld gaat meer open. Als christenen mogen we trouwens niet alleen op onszelf gericht zijn en alleen maar naar onze eigen navel staren. Want Jezus is ons voorbeeld, en voor Hem is elke mens evenwaardig, en onverkort kind van God. Dus gaat Hij een gesprek aan met een Samaritaanse vrouw, geneest hij de dienaar van een Romeinse officier, en gaat Hij onbevangen om met tollenaars. Allemaal mensen die er voor de joden niet bijhoorden, en die volgens hen geen kinderen van God waren. ‘Fout,’ zei Jezus, ‘iedereen is een kind van God. En God is liefde, niets anders dan liefde.’ Zusters en broeders, in het evangelie wijst Jezus ons zoals altijd de weg aan, en dat is de weg van de liefde. ‘Dit is mijn gebod: dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad.’ Voor Hem bestaat er geen aanzien van de persoon, want dat gaat in tegen het wezen zelf van onze God, die liefde is. Laten we ons dus leiden door Jezus, ook als het niet altijd gemakkelijk is. Hij is een veilige, liefdevolle Wegwijzer in ons leven, en Hij zal ons nooit de verkeerde weg opsturen. Amen.