Opdat mijn vreugde in u mag zijn

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Een goede preek zou de toehoorders altijd blij moeten maken. Een blijde boodschap kun je alleen maar waarachtig verkondigen met een blij hart. Daarom zegt Jezus ook in dit evangelie: ‘Dat zeg ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.' Overal waar het heilsgebeuren bij mensen doorbreekt, daar openbaart zich de vreugde. Maria jubelde van vreugde, het kind van Elisabet sprong van vreugde op in haar schoot. Bij de geboorte van Jezus verkondigden de engelen de grote vreugde. Jezus zelf begon zijn openbaar optreden met zalig, acht keer ‘zalig zij'; met als slot: ‘Verheug u en juich want groot is uw loon in de hemel'. Zelfs bij het Laatste Avondmaal, op de vooravond van zijn lijden en dood, spreekt Jezus heel uitdrukkelijk over de vreugde: ‘Opdat uw vreugde volkomen moge zijn... en die vreugde zal niemand u kunnen ontnemen.'

Wij vieren ons geloof in de sacramenten. Het doopsel is een feest en de priester bidt dan opdat dit kind God in de Kerk blij mag dienen. Het vormsel is een feest van de heilige Geest, het huwelijk is een feest van de liefde. Ons sterven zal een binnengaan zijn in de vreugde van de Heer. Heel ons leven is een feest van Gods liefde voor ons. De heiligheid bestaat erin te proberen altijd blij te zijn. Iemand maakte een praatje met een buurman, een boer die de naam had heel vroom te zijn. ‘Vadertje,' zei hij, ‘ik moet je een blije geschiedenis vertellen.' Maar de boer maakte al een bezorgd gezicht en vond weinig behagen in die woorden, want de tijden waren duister en de mensen zo slecht. ‘Je moet niet zo bezorgd kijken,' zei de buurman, ‘want als je niet meer blij kunt zijn, kun je ook niet meer geloven in de goedheid van God, dan geef je een verkeerd gezicht aan onze godsdienst.'

Wij hebben een heel mooi getuigenis uit de eerste christenheid, hoe die mensen leefden. Een schrijver die de zaak van de heidenen wilde verdedigen, liet zich smalend uit over de christenen en schreef: ‘Je zou denken dat ze al verrezen zijn.' Het trof die tijdgenoten dat de christenen het paasgebeuren werkelijk beleefden, dat hun geest van leven, de Geest van Pasen was. Deze uitlating contrasteert scherp met de smalende woorden van de Duitse filosoof Nietzsche: ‘Laat de christenen vrolijke liedjes zingen om mij in hun Verlosser te doen geloven, laat ze er meer uitzien als verlosten.'

Zeker, wij kunnen ook niet alle dagen lachen en vrolijke liedjes zingen, maar wij mogen wel altijd vredevol en blij zijn. Ons leven zal getekend zijn door vreugde en lijden, maar deze twee kunnen in ons hart op een verschillende diepte liggen.

Ook onder lijden en tranen kan er een diepere vrede of vreugde schuilgaan. Jezus heeft ons dat duidelijk gezegd: ‘Dan zal uw hart zich verheugen en niemand zal u die vreugde kunnen ontnemen.' Soms zullen wij dit ook zelf in ons leven kunnen ervaren. Toen mijn broer voor de derde keer naar de missie ging, wist hij dat hij moeder niet meer zou terugzien. Het afscheid was zwaar en terwijl de anderen met mijn broer naar de luchthaven gingen, bleef ik alleen bij moeder. Zij zat in haar stoel en schreide, schreide en toen zei ze opeens door haar tranen heen: ‘Ik ben toch zo gelukkig.' Dat is een geluk dat niet van mensen komt, dat is een geluk dat van de Geest zelf komt. Toen ik zelf het graf van mijn moeder zegende, las ik de woorden: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven, wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven'. Op dat ogenblik ging er zo een diepe vreugde door me heen, dat ik eigenlijk mij zelf niet meer was. Ik wist dat moeder leefde bij de Heer. Deze vreugde ging veel dieper dan elk menselijk gemis. Wie die vreugde mag ervaren, weet dat al het overige eigenlijk niet heel veel meer te betekenen heeft.

Zeker is zo'n vreugde een geschenk van God, maar als we echt geloven in de liefde van God, dan hebben wij alle redenen om blij te zijn. En blij zijn is misschien het mooiste apostolaat dat wij kunnen beoefenen. Jezus wil toch dat onze vreugde volkomen zij.