Beste vrienden,
In de teksten van de lezingen van vandaag hebben we zo dikwijls over God en over de liefde horen spreken dat ik er haast duizelig van werd. Maar wat ik onder liefde zou moeten verstaan, wat liefde werkelijk is of zou moeten zijn, dat is me toch nog niet helemaal duidelijk geworden.
Ik kreeg de indruk dat er heel veel in cirkels rond werd gedraaid en dat heeft me aangezet om die teksten wat beter van dichtbij te bekijken. Als voorbeeld neem ik de uitspraak « Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort » Een dergelijk verzoek komt toch niet zo maar uit de lucht vallen, daar moet, vind ik, toch minstens een reden en een oorzaak voor zijn. En dan vraag ik me af of er, toen Johannes die eerste brief schreef, hier en daar, in sommige christelijke gemeenten, niet al wat sleet was gekomen op die christelijk geleefde liefde? Johannes schuift hier in elk geval een stelling naar voren die door veel theologen en christenen als de centrale uitspraak over het christelijke Godsbeeld wordt beschouwd: « God is liefde. » Dit wezenlijke inzicht vinden we in de tekst zelfs twee keer, uitvoerig en niet mis te verstaan, terug. Maar «God is Liefde», wat betekent dat? Op het eerste gezicht lijkt dat toch eerder op een broze kleurige zeepbel dan op een werkelijk bruikbare definitie.
Wat ik daarmee bedoel? Wel, wanneer je in een willekeurig winkelcentrum aan 100 voorbijgangers vraagt wat liefde is, dan zal je op die vraag vermoedelijk minstens 50 verschillende antwoorden krijgen. Voor de ene « gaat de liefde door de maag », voor de andere is het « een soort geestesziekte die meestal wel door het huwelijk kan worden genezen », en voor diegenen die zich aan St Augustinus willen houden, is het een basishouding die hij zo formuleert : « Bemin, en doe wat je wil! »
Goede vrienden, geen enkel ander woord beschikt over een even grote schat aan citaten dan dat kleine woord uit zes letters. Enkele van die citaten zijn me bijgebleven en de meesten daarvan zijn op zichzelf wel juist. Zo is er de wijsheid : «Aan reuma en aan ware liefde geloof je pas wanneer je erdoor overvallen wordt!» Hoe dikwijls zeggen we niet : »Het was alsof we door de bliksem werden getroffen... » Dergelijke uitspraken bevestigen als het ware de mythe van de Griekse God Eros, die zegt dat die kleine schelm zijn pijlen plots vanuit een hinderlaag recht in het hart van mensen schiet. Het gebeurt altijd zonder verwittiging en zonder dat de getroffenen er vooraf iets van konden vermoeden. Soms gebeurt het ook dat de liefde maar zeer geleidelijk ontstaat, als het ware in de loop van de tijd. Maar hoe dan ook : Al die beschrijvingen gaan er als vanzelfsprekend van uit dat de liefde niet uit ons mensen zelf ontstaat, maar dat ze van vreemde, ja van goddelijke oorsprong is.
George Bernard Shaw zei ooit: « Liefde komt voort uit een sterke overdrijving van het verschil tussen één persoon en alle anderen. » Wie die oude spotvogel George Bernard Shaw kent, die moet hem wel gelijk geven. Want de liefde brengt toch vooral het uniek zijn van een mens naar voren en legt het bloot. Voor de mens die je bemint is er geen vervanging mogelijk. En wanneer iemand tegen iemand anders kan en mag zeggen, “Ik hou van je, Jij bent voor mij uniek en onvervangbaar”, dan klinkt dat toch bijna goddelijk. Ergens heb ik ooit gelezen : « Een kenmerk van de liefde is dat ze een mens altijd opzoekt waar hij is, en nooit daar waar ze hem wil hebben. » Er bestaan nog veel van die citaten, maar ik vermoed dat wij allemaal wel aanvoelen dat ware liefde de mens, en datgene wat hij kan voelen, altijd overstijgt en ook altijd verwijst naar iemand die de oorzaak en de oorsprong van alle liefde is.
Wanneer Johannes zegt: « God is Liefde », dan bedoelt hij daarmee niets anders dan dat de begrippen “God” en “Liefde” voor hem identiek zijn. Volgens de tien geboden komt het ons niet toe om een beeld van God te maken. Maar iedereen die de oproep van Johannes : « Wij willen elkaar liefhebben zoals Hij ons heeft liefgehad » volgt, ziet toch in dat je in de liefde, of in het liefhebben van een mens, God zelf kan ervaren. En dat is geen theologisch inzicht maar gewoon een menselijke ervaring.
Al die Godsbeelden die we tot nu toe hadden:
- dat van de Gasboetegod, die altijd heel nauwkeurig opschrijft welke wetten en reglementen je hebt overtreden.
- van de Brandweergod, die we alleen nodig hebben wanneer in ons leven alles weer eens in brand staat;
- van de decoratieve God die huwelijken en andere feesten zo mooi opluistert
- of die God van de neurotici bij wie we al onze angsten kunnen achterlaten.
Al die Godsbeelden mogen we vergeten, want ze hebben met de reële God helemaal niets vandoen. Het zijn allemaal alleen maar menselijke projecties.
In dit verband vraag ik me dan wel af: Hoe komt het dan toch dat de mensen in onze tijd zo weinig met de kerk kunnen aanvangen? Ik vermoed dat het komt omdat de God die wij verkondigen helemaal niet attractief is. Een God die alleen uit geboden en verboden bestaat, die de vrijheid aan banden legt en absolute gehoorzaamheid eist, zelfs wanneer de menselijkheid daardoor te kort komt; Een dergelijke God is in duidelijke tegenspraak met de God die door Jezus zelf, en door de eerste christelijke gemeenten, werd verkondigd.
Je zou ook kunnen zeggen: De Kerk is maar zelden een sacrament voor de liefhebbende God – ze is veeleer een teken van menselijke ontoereikendheid en geslotenheid. En daarbij ben ik me er zeer goed van bewust dat ik me zo als ambtsdrager ook in vraag stel. Niemand van ons is bevrijd van het gevaar dat we God als garant voor onze macht zouden misbruiken. Dat we Hem naar voor zouden schuiven om onze eigen inzichten door te zetten.
Herinneren we ons aan de kruistochten: „Dieu le veut!” of nog duizend jaar later: “Gott mit uns!”
Daarom is het belangrijk dat we ons steeds weer te bezinnen op het Godsbeeld dat Jezus ons aanreikt. Voor Hem is God zuivere, absolute, onvoorwaardelijke en altijd vergevende liefde. Wanneer wij, in onze materialistische wereld die zelf verloochenende liefde ooit echt mogen ervaren, dan is zij geen product van menselijke inspanning of verwezenlijking, maar veeleer een echte Godservaring. De enige “prestatie” die wij daartoe moeten leveren is dat we ons voor die liefde moeten openstellen en haar ook verder doorgeven.
Het vergt veel inspanning om er altijd weer opnieuw op te wijzen welke God Jezus zelf heeft verkondigd. Maar af en toe kiemt het zaad toch en kan je beleven dat die goede boodschap van de oneindige, ons onvoorwaardelijk beminnende en vergevende God de mensen laat verademen, hen de kracht geeft om de slagen van het noodlot te dragen en hen de angst voor de dood en voor de hel doet verliezen. In één woord: Dat is de boodschap die mensen bevrijdt en verlost. En waar zoudt ge dat beter kunnen ervaren dan in een christelijke gemeenschap? Daarom is voor Johannes de christelijke gemeente de plaats waar de liefde, zich het best kan realiseren. Hij weet maar al te goed dat wij mensen het feit dat God ons bemint alleen maar kunnen ervaren wanneer wij welwillend, hartelijk en liefdevol met elkaar omgaan. Daarom moeten we ons er ook goed van bewust zijn dat Gods liefde in ons, in onze gemeenschap en in onze Kerk alleen maar aanwezig kan blijven als wij bereid zijn om Zijn liefde in ons en in de anderen een kans te geven en haar ook te pratikeren. Ik moet alleen maar toelaten dat Hij mij Zijn liefde schenkt, en ook accepteren dat God zijn liefde, zonder uitzondering, ook aan alle andere mensen schenkt en dat ik die liefde, vanuit een dankbaar gevoel, ook verder moet wegschenken aan anderen.
Beste vrienden: wanneer wij er op vertrouwen dat wij God zelf kunnen ervaren en ondervinden, dan zouden we toch dagelijks onze problemen de baas moeten kunnen. Want de liefde vindt altijd een weg om datgene te doen wat in een bepaalde situatie te doen is. Amen