Als je'm wat beter kent, valt ie best mee (2003)

Hij doet echt niets meneer". Ja, Ja denk je dan. Hoe kun je dat nou zeggen. Hij blaft en gromt, laat zijn tanden zien en de geruststelling van zijn baas, zorgt er nou niet echt voor dat het zweet in je handen als sneeuw voor de zon verdwijnt. Natuurlijk weet de baas hoe zijn hond in elkaar zit. Zij kennen elkaar al jaren, maar als je 'm nooit gezien hebt, dan denk je toch niet te vertrouwen en op afstand blijven maar. Met mensen net zo…Mensen kunnen op het eerste gezicht ook erg afstandelijk lijken. Zelfs nors overkomen. Een geruststellend woord van een partner van zo iemand kan helpen: "Als je 'm wat beter kent, valt-ie best mee". En inderdaad; als je verder kijkt, praat met elkaar en elkaar leert kennen, kun je aan zulke mensen zelfs goede vrienden overhouden. Veel mensen kunnen daarvan met ervaring spreken.

In de eerste lezing is ook zoiets aan de hand. Het gaat evenals de afgelopen weken nog steeds over het begin van de kerk. Over dat kleine clubje mensen, dat na de dood van Jezus verder wilde met Zijn boodschap. Ze zijn aan het preken, aan het onderrichten, aan het overtuigen en aan het organiseren om voor het christendom een plaatsje te creëren in de Joodse wereld van die tijd. Die eerste christenen kennen Paulus in eerste instantie niet anders dan een felle kerkvervolger. Van horen zeggen weten ze, dat hij de christenen te vuur en te zwaard bestrijdt. In de lezing van vandaag horen we dat Paulus aansluiting zoekt bij de leerlingen in Jeruzalem. Maar de leerlingen zijn bang voor hem en angst is natuurlijk geen basis om elkaar wat beter te leren kennen. Ze kennen hem alleen maar als die bulldog, die ze altijd op afstand hebben gehouden en ze konden nog niet geloven dat ook hij leerling van Jezus was geworden. Jezus stond immers voor zachtheid en vertrouwen. Die had het toch over God die een Goede Herder wilde zijn. Dat hoorden we vorige week nog in het evangelie. De angst van de eerste leerlingen verandert gelukkig in openheid, vertrouwen en later zelfs in verbondenheid, want ze spreken met elkaar en leren elkaar kennen, want ze hebben immers een gemeenschappelijk geloof: ze hadden ergens onderweg in hun leven de Heer gezien. De leerlingen van Jezus natuurlijk letterlijk. Die hadden Hem gezien, meegemaakt en gehoord hoe Hij wilde zijn als een herder die naar zieken ging en het kwetsbare schaapje opzocht.

En Paulus had Hem ook gezien. Niet letterlijk maar onderweg – staat er – en Jezus had tot hem gesproken. Zo spreekt God Paulus aan in Jezus en zo spreekt Hij ook ons aan in het evangelie van vandaag als Hij zegt: ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Mijn God is geen verre God… we horen dicht bij elkaar. Geen God ergens hoog en ver weg in een hemel met een stok en een lange baard, maar met Jezus verbonden: wijngaardenier, wijnstok en ranken. Verbonden met ons.

En misschien ligt hier wel de oplossing voor het probleem tussen Paulus en de leerlingen van Jezus. Ze gaan zich steeds meer verbonden met elkaar voelen omdat ze allebei iets hebben met die Jezus. En misschien ligt hier ook wel een stukje van oplossing van de problemen vandaag in de kerk van mensen met allerlei verschillende kerkvisies. Met elkaar in gesprek gaan. Elkaar leren kennen. Jezelf realiseren dat ook die ander zich verbonden voelt me Jezus net als jijzelf. Geen aanspraak maken op macht of wat dan ook, maar eerlijk praten met elkaar. Zien wat je gemeenschappelijk heb in plaats van te kijken naar wat je onderscheidt. Voor de leerlingen en voor Paulus was dat niet gemakkelijk, maar wel een verademing toen het plaatsvond. En dat zou het vandaag de dag ook kunnen zijn, Met het oog gericht op God, die er voor ons mensen is en die Jezus zond om dat ons te laten ervaren, moet dat mogelijk zijn. Een boodschap die mensen verbindt met elkaar. Ontdaan van angst, ontdaan van wantrouwen. Ontdaan van moeten. Dat wordt dan echt: ontmoeten. Goed voor onze kerk, goed voor heel wat mensen.