4° Paaszondag B (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

"De dokter zegt: Hij zal de avond niet halen". Dat zei, door de telefoon, afgelopen donderdag, mijn tante Riet, de oudste zus van mijn vader. Het was ongeveer negen uur. Het was dus zaak, voor mij, om zo spoedig mogelijk te kómen, om in Spanbroek, in West-Friesland, haar man, mijn ome Jaap, 91 jaar oud, "te bedienen" zoals dat heet; om hem het Heilig Oliesel te geven. Haar kleinzoon, mijn achterneef Jonne, (27, wonend in Amsterdam en accountant) kon mij komen halen. En aldus geschiedde, dierbare gasten en parochianen van deze Rozenkranskerk. In de kleine kring van zijn vrouw, mijn nicht en haar zoon, mijn neef en een schoonzus mocht ik mijn grote oom, dementerend maar nu opvallend helder en zich duidelijk bewust van wat er gaande was; in die kleine kring mocht ik hem de heilige zalving geven en aan allen de heilige communie geven, God dankend voor het leven van mijn oom en hem toerustend, voor zover nog nodig, voor de ontmoeting met de Eeuwige. Oók zéér aanwezig: de beide gestorven dochters van mijn oom en tante, Anita gestorven in de moederschoot en Marianne op 50jarige leeftijd gestorven na een hersenbloeding. Ook háár had ik destijds bediend. Mijn tante hield haar portret steeds dichtbij mijn oom. "Ga maar naar Marianne toe" zei ze.

Mijn oom bedienen. Wie ben ik dat ik dat mocht doen? Hij was een man (was; want inderdaad, de dokter had gelijk: hij heeft de avond niet gehaald); hij was zo'n man waar geen kwaad in zat; rustig, gelijkmoedig, góedmoedig, mild en ook vróóm. Elke morgen, zolang hij nog kon, heeft hij op de rand van zijn bed de rozenkrans gebeden. Vanuit de parochie werd hem wekelijks de heilige communie gebracht. Je dacht: dat er nog zulke mensen zijn … die zó de communie ontvangen en die Hem zó trouw brengen.

Het mooiste kwam na de bediening. Eén voor één arriveerden de andere kleinkinderen, als eerste Anna, de dochter van de gestorven Marianne. Marianne was ongehuwd. Anna en haar zusje Sofie groeiden op zonder duidelijke en aanwezige vader. Maar haar ópa is voor haar als een vader geweest. Zij betrad de kamer en wierp zich op hem, heftig snikkend. De liefde van en voor deze stervende man werd in de kamer steeds sterker voelbaar. Met zijn armen reikte hij steeds opnieuw naar boven. Zijn vrouw omarmde hem en overstelpte hem met kussen en hij kuste haar. Het was prachtig, zeer indrukwekkend en ontroerend om te zien: die grote liefde van deze twee oude mensen voor elkaar én voor hun kinderen, in leven en reeds gestorven, én voor hun kleinkinderen en voor iedereen die daar was en niet was. Ik vond het een voorrecht om er bij te mogen zijn.

Ik hoop niet, dierbare gasten en parochianen, dat u het mij kwalijk neemt dat ik zo uitweid over dit levenseinde van mijn oom. Ik ben er nog steeds vól van. En ik moet u zeggen: het evangelie van deze zondag uitleggen, dat kan ik vandaag niet beter dan u juist híerover te vertellen. Mensen zijn de woorden waarmee God Zijn verhaal schrijft. Zijn Woord, dat van God, is vleesgeworden en het heeft onder ons gewoond[1]. En ménsen beléven dat Woord. Gods Geest in mensen, ook in ons, bláást dat Woord nieuw leven in. Mensen laten het zien dat Woord. Ze geven er gestalte aan. Ze geven er handen en voeten aan. Mijn oom, ik wil hem niet heilig verklaren, maar toch moet ik zeggen: hij heeft dat op zijn manier zeer overtuigend gedaan, juist omdat hij steeds zo pretentieloos zichzelf was en als zodanig eenvoudig góedheid uitstraalde. Gods licht en Zijn liefde worden in mensen zichtbaar. Mijn ome Jaap was in die zin een prachtige icoon van God, van Christus. Hij was een goede herder voor zijn mensen. Hij stond vierkant achter ze. Hij ging voor ze door het vuur. En in zijn arbeidzame jaren heeft hij zich voor hen uit de naad gewerkt. "Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en ik de Vader ken." In die sterfkamer, dierbare parochianen en gasten, daar werd iets eeuwigs zichtbaar en voelbaar, iets oververwoestbaars, sterker dan de dood[2]. Hemel en aarde kwamen daar bij elkaar.

In het gebed waarmee de olie gezegend wordt, daarin wordt uitdrukkelijk gebeden om genezing: "verdrijf alle pijn, geef nieuwe kracht en schenk genezing"[3]. Die woorden klinken. En vaak heb ik ervaren dat een zieke, zelfs een stervende, door de toediening van dit sacrament echt kan ópkikkeren. Het is wáár wat wij hoorden in de eerste lezing vandaag uit het boek der Handelingen van de Apostelen: Jezus' Naam en Zijn Aanwezigheid kunnen in sommige omstandigheden werkelijk genezend en reddend in de hele concrete en zichtbare zin uitwerken. Mijn ome Jaap heeft het op zijn sterfbed nog de hele dag volgehouden, omstuwd door golven van liefde. Ja ga dan maar eens héén. Mijn tante, 87 jaar oud, is nog in het eenpersoonsbed gehesen en heeft zich nog languit naast hem uitgestrekt, lepeltje-lepeltje. "Opa, ga maar naar het Licht, je moet het zelf doen" heeft Jonne gezegd. En misschien zijn het woorden van mijn tante geweest die hem uiteindelijk over de brug hebben doen gaan: "Ga nou maar, Marianne wordt ongeduldig. Ze staat al de hele dag op je te wachten …"

Wonderlijk, dierbare parochianen en gasten, hoe in zulke omstandigheden alle puzzelstukjes van het leven opeens lijken te passen en op hun plek lijken te vallen en hoe ook Gods eigen boek, die vaak zo duistere, vreemde en weerbarstige bijbel, transparant kan worden. Neem de tweede lezing vandaag: "Vrienden, hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd en wij zijn het ook." Aan dat sterfbed van mijn ome Jaap werd het zonneklaar. Allemaal prachtige kinderen van God in en rond dat bed. Gods liefde die gloeit in allemaal. En elk ongeloof dat dan smelt als sneeuw voor de zon. "De wereld begrijpt ons niet en ze kent ons niet omdat zij Hem niet heeft erkend."

Vorige week zondagmiddag werd hier in onze kerk een boekje gepresenteerd. De schrijvers ervan zijn professor Henk van Os, ons welbekend, en zijn zoon Pieter, politiek redacteur van NRC-Handelsblad. Het betreft een briefwisseling tussen beiden onder de titel Vader en zoon krijgen de geest. Brieven over de drang tot godsdienst[4]. Behalve dat vader en zoon in die brieven hun eigen ervaringen mét en gedachten óver godsdienst uit de doeken doen, passeren ook allerlei hedendaagse denkers over godsdienst de revue: Richard Dawkins[5], Christopher Hitchens[6], Nicolas Wade, de auteur van Faith Instinct[7], een boek dat Henk van Os cadeau kreeg van zijn mede-parochiaan Erik Jurgens; - die Wade is, zeg maar, de 'uitvinder' (ahum) van het 'geloofsgen', dan Alain de Botton[8] die religie zonder geloof bepleit, maar ook onze eigen Paulus van het antigeloof, de Leidse filosoof Herman Philipse[9], én de romancier en publicist Ronald Giphart[10] én Theo van den Boogaard, een vriend van Pieter van Os en naar diens zeggen een felle, geharnaste atheïst[11]. Ook wij als geloofsgemeenschap hier worden in het boek geportretteerd. Pieter is een keer met zijn vader mee naar de kerk gekomen en beschrijft in een brief wat en wie hij hier heeft gezien en ervaren. Daarmee houdt hij ons op de pagina's 143 tot en met 147 van het boek op nogal confronterende wijze een spiegel voor moet ik zeggen.

Met alle respect voor genoemde denkers en voor wat Pieter over ons schrijft – ik dénk terwijl ik er kennis van neem: het zal wel … en ik moet er ook een beetje om lachen … Want, dierbare parochianen en gasten: Er is een buitenkant van het geloof en van de kerk en die is mooi of niet mooi, die kan verheugend of deerniswekkend zijn …, maar er is ook een binnenkant van het geloof, de binnenkant van het geheim waarin wij hier delen en waar je ten diepste nóóit je vinger achter krijgt, een binnenkant die ten diepste niet onder woorden te brengen ís, maar waaraan je jezelf alleen maar kunt toevertrouwen. Het is precies zoals Johannes in zijn eerste brief schrijft: "De wereld begrijpt ons niet en ze kent ons niet omdat zij Hem niet heeft erkend." Wat geloof werkelijk is kun je alleen maar gaan ervaren door, om met Henk van Os te spreken, "in het diepe te springen" en met God, biddend, te gaan leven, precies zoals je alleen door te water te gaan gaat ervaren en weten wat zwemmen is.

"Wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard; maar wij weten dat wanneer het geopenbaard wordt, wij aan Hem gelijk zullen zijn omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is", schrijft Johannes. God zien, God laten zien, met Hem vergroeien en uiteindelijk samenvallen. Mijn ome Jaap was uit het goede hout gesneden, uit het hout van de goede herder. Zijn leven lang is hij met die goede herder en diens moeder (de rozenkrans) op weg geweest. Nu is hij dood. Maar de weg, de zijne en de onze, komt uit in het Licht. Dat mogen wij geloven. Dat geloof roept allerlei vragen op. Maak je er niet te druk over. Maar gá de weg. Amen.