Medewerkers-zondag (2006)

Vanmorgen neem ik U even mee naar Korinthe. In het midden van Griekenland, gelegen aan het water, dat Griekenland in tweeen deelt. In de griekse oudheid is het een stad met twee grote havens, waar schepen af en aan voeren. Het is ook een stad waar de grote landwegen lopen en waar handelaren hun koopwaar aanbieden.
Het is een sportieve stad, waar grote spelen worden gehouden. In die stad met een bonte mengeling van mensen
is Paulus een aantal keren op bezoek geweest. Daar is een groep mensen, die zich christen noemt en Paulus onderhoudt contact met hen door middel van brieven, korte bezoekjes en tussenpersonen.
En die brieven, die worden heel serieus genomen. Want de christenen, die er wonen, zijn geen hoogdravende theologen maar gewone mensen, die heel wat te vragen hebben. Vragen over het huwelijk, over het ongehuwd zijn,
over het eten van offervlees en de plaats van de vrouw in de gemeenschap vragen over het leven na de dood en over Christus zelf. Vragen te over dus.

Maar ook vragen over allerlei gaven, waar gemeente leden over beschikken. Paulus zegt: In iedere gemeenschap zijn veel gaven. De een is goed in praten en uitleggen, de ander in organiseren en weer een ander in het helpen van mensen. Paulus zegt: niet iedereen hoeft alle kwaliteiten te bezitten. Wie zich toelegt op zijn talent levert een wezenlijke bijdrage. Het gaat om het welzijn van allen en niet om het individuele belang. Alle gaven die aangewend worden ten opzichte van de gemeenschap zijn belangrijk. Paulus maakt geen onderscheid.
Dat is later wel gebeurd. Sommige gaven en functies in de kerk werden met grote luister en eerbied omgeven en werden exclusief toegekend aan bepaalde personen. Paulus doet daar geen uitspraak over. Hij vindt iedere bijdrage belangrijk. Bij Paulus gaat het om het belang van een functie voor de gemeente en niet om de persoon die de functie vervult.

Het gaat er niet om wie over een gave beschikt of een functie vervult maar dat de gave aanwezig is en de functie vervuld wordt. Daarom zijn de gaven van plaatselijke medewerkers zo belangrijk. Onbevoegden kunnen in vele opzichten heel bekwaam zijn. Voor het welzijn en de opbouw van de gemeente dienen wij elkaars talenten en gaven te herkennen en erkennen. Zo wordt de gemeente, onze kerkgemeenschap, een levend lichaam. Want de een gaat op ziekenbezoek,een ander zorgt voor voedselpakketten, weer een ander gaat voor in de eucharistie, de dirigent staat voor het koor, de koffie wordt gezet, de kerk wordt schoongemaakt en opgesierd met een bloemetje en zo zijn er in onze parochie meer dan 100 medewerkers.
Bovendien, zo houdt Paulus ons voor, is het goed dat er een grote verscheidenheid is van gaven en kwaliteiten. Dat is het werk van de heilige Geest. Pluriformiteit is voor Paulus een groot goed en een noodzakelijke voorwaarde om uit te groeien tot een gemeenschap die Jesus present stelt.
Paulus kan het echter niet laten er een paar vaderlijke vermaningen aan toe te voegen. Wees onbaatzuchtig:beschik je over een gave, laat je er niet op voorstaan. Heb geduld: Niet iedereen kan zo vlug denken en handelen.
En tenslotte: wees verdraagzaam. Maak geen ruzie en dien de gemeente.

En dan ben ik precies bij het evangelie van deze zondag. Daar zitten de leerlingen samen met Jesus gezellig aan tafel. Want het is Pasen, het jaarlijkse grote feest met ongedesemd brood en karaffen vol rode wijn.
De leerlingen vragen zich af, wie van hen wel de voornaamste is, de grote man, de baas. Jesus zegt dan iets, dat de leerlingen niet verwachten. "Je moet zijn als iemand die dient."
Voor Jesus had dienen geen slaafse betekenis zoals in onze dagen. Dienen heeft daar de betekenis van opdienen, het eten op tafel zetten. De ander te eten geven en niet van de honger om laten komen en zo ook een teken van gastvrijheid stellen. Wie zorgt voor een goede bediening, dient het leven. Wie niet dient, kan zich ook niet verdienstelijk maken. Wie niet dient, verdient ook niet.

In het begin van het christendom was het sleutelwoord: dienen. Alleen hij die van zijn hoge troon afkomt en zorgt voor de ander, alleen hij die zich niet voor laat staan op zijn baantje, maar zorgt voor de ander, alleen hij die zijn voornaamheid durft af te leggen en zich toekeert naar het welzijn van de mensen, die maakt zich verdienstelijk.
Want wie zo dient, dient God en zijn rijk. Daarover willen wij samen zingen: Herschep ons hart, maak ons tot Uw gemeente verberg U niet.

Met dank aan DE BIJBEL SPIRITUEEL