Tweede zondag van Pasen (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 457 niet laden
Beste medegelovigen.

Een week geleden hebben we hier in de kerk uitbundig de Paaswake gevierd. Er werden drie kinderen uit een gezin gedoopt, de kerk was goed gevuld en de stemming was opgewekt feestelijk. Zoals het met Pasen hoort te zijn.
Een week later staan we weer met beide benen in de werkelijkheid. We luisteren naar een evangelieverhaal waarin de Verrezen Jezus door gesloten deuren een ruimte binnen komt, waarin hij zijn volgelingen tot driemaal toe Vrede toewenst en waarin Thomas van zijn ongeloof afgeholpen wordt.
Vreemd is dat alles toch. Er hangt om zo te zeggen een sfeer van het ongewone rondom de verschijningsverhalen. In de nu komende zondagen tot Pinksteren zullen we steeds een van dergelijke mysterievolle verhalen horen tijdens het evangelie. Verhalen waarin Jezus zijn leerlingen verrassenderwijs ontmoet wanneer ze uit Jeruzalem weg trekken, waarin Jezus aan het strand staande, vissende leerlingen naar de kant roept om met hen te gaan eten. Het eerste verhaal uit deze reeks Verschijningsverhalen hoorden we net.
In onze tijd met een door de natuurwetenschappen doordrenkt wereldbeeld zijn we altijd geneigd te vragen: ‘Is het gevaar dat je vertelt, wel echt gebeurd. Kan dat wel?' Wie met een dergelijke natuurwetenschappelijke visie de verschijningsverhalen te lijf gaat, mag dat natuurlijk doen, maar hij doet dan onrecht aan de schrijver van het verhaal. Hoe kan Jezus binnen komen als alle deuren zijn gesloten? Zou zo'n vraag van ons kunnen zijn. Dat is net zoiets als vragen aan het sprookje van Klein Duimpje: hoe dat jongetje al die tijd zoveel stenen door het bos heeft kunnen dragen?
Maar waar gaat het dan wel om in het verschijningsverhaal van vandaag? Ik denk dat het er om gaat dat Jezus gezien wordt na zijn verrijzenis door zijn leerlingen. Het is dezelfde Jezus als voor zijn Lijden, Dood en Verrijzenis, daarnaar wil Thomas immers onderzoek doen. De Verrezen Heer staat zijn onderzoek toe: Thomas herkent na het bekijken van de wonden Jezus en zegt ‘Mijn Heer en mijn God' Een formidabele geloofsbekentenis. Jezus van Nazareth heeft geleden, is gedood en weer verrezen. Hij is het zegt Thomas en hij is God. Goed, Thomas heeft nu ook de verrezen Heer zelf ontmoet, wat moeten wij daar mee? Dan staat er doodleuk: ‘Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven' Dat is dan bedoeld voor alle geslachten na Thomas die het van horen zeggen moeten hebben. Daar horen wij ook bij.
Wij hebben onze ouders en andere opvoeders horen zeggen: Jezus is verrezen en hij is nog steeds bij U. Waar dan? ‘Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven' Wanneer je nu met geloven niet allereerst bedoelt het voor waar aannemen van onzichtbare dingen maar eerder onder geloven ‘credere dat is latijn en betekent letterlijk ‘het hart geven' (vertrouwen)' verstaat, dan kan U duidelijk worden wat ik bedoel: geloven is vooral vertrouwvol in het leven staan, weten en voelen dat het leven zin heeft en voor een christengelovige komt er nog bij: geloven dat God de oorsprong van ons leven is en dat Hij met ieder mens een weg door het leven gaat.
Het is niet ieder gegeven te geloven. Vroeger zei men: 'het geloof is een genade, een kostbaar geschenk van God' Soms kunnen mensen die verschrikkelijke dingen in hun leven hebben meegemaakt niet of niet meer geloven. Voor velen van ons die weten dat tussen de mysterievolle gebeurtenissen van geboorte en dood zich het aardse leven afspeelt speelt het geloof een rol bij bijzondere momenten in het leven, momenten van groot geluk en diep verdriet. Dat ook op andere momenten van het leven het geloof belangrijk is, hoef ik U trouwe kerkgangers niet te vertellen. Er zou nog zoveel meer samen mogelijk zijn. In dat verband word ik altijd een beetje jaloers als ik het verhaal van de eerste christengemeente hoor. ‘Ze waren een van hart en een van geest'
‘Zalig zijn zij, die niet zien maar toch geloven.'

Amen.