2e Paaszondag B 2003

U heeft dat vast wel eens meegemaakt. Je komt bij vrienden, het is gezellig, maar er wordt ook wat gemopperd over vandalisme, over de jeugd van tegenwoordig, over de politiek en dat het allemaal niet meer is wat het was.

 

Na een poosje worden er verhalen opgehaald over vroeger. “Weet je nog ... Toen we daar waren .... Toen kon je nog op straat spelen ..... Toen waren de moeders nog gewoon thuis .... Toen leerde je nog wat op school .... Toen deden de mensen nog wat aan hun geloof ....”

 

Terugkijkend lijkt het vroeger altijd beter. Maar tegelijk weten we dat het niet helemaal waar is. Het was vroeger niet altijd beter, het is nu niet in alles slechter. Toen was het wel eens wat en nu ook. Ook toen waren er goede en mooie dingen en nu ook. Ja, sommige dingen zijn nu duidelijk beter dan vijftig jaar geleden en daarvóór. Maar sommige dingen ook duidelijk minder goed, zeker.

 

In de lezingen komen we ook zoiets tegen. Eerst een ideaalplaatje in de eerste lezing, de eerste Christenen. Was het nu nóg maar zo: ‘De menigte was één van hart en één van ziel. Niemand hield iets voor zichzelf. Ze getuigden met kracht van Jezus’ verrijzenis en rijke genade rustte op hen allen.’ Schitterend toch? Is dat niet het paradijs, het Rijk van God, Kerk in optima forma, de nieuwe wereld? Daarover kun je dagdromen, wegmijmeren en vervolgens mopperen omdat het nu zo niet meer is.

 

Daarom is het heel goed dat het Evangelie van vandaag nuchter is, realistisch. Een verhaal van geloof en ongeloof, bij de leerlingen van Jezus zelf, daar binnen in die hechte kring van zijn directe medewerkers. Een moeizaam groeiend geloof bij de leerlingen en tussen hen in Jezus, vol geduld en begrip voor hen maar ook duidelijk en concreet, zeggend waar het om gaat.

 

Het mag troostend zijn voor onszelf dat er tussen de leerlingen ook twijfel voorkomt. Vandaag in de persoon van Tomas. Zijn tweede naam wordt nadrukkelijk genoemd, Didymus, de dubbele, de tweeling. Tomas is heel dubbel in zijn gevoel, hij is aan de ene kant loyaal aan zijn vrienden. Hij komt naar hen toe, al is hij er de eerste keer niet bij. Hij blijft een van hen, maar hij kan zich niet toevertrouwen aan hun geloofservaring en hun geloof.

 

Hij is niet dubbel-hartig, hij is eerlijk en oprecht, zijn dubbelheid heeft alleen te maken met zijn geloof. Er is twijfel, hele fundamentele twijfel. Is het niet bijzonder dat hij acht dagen later nog bij is? Is het niet mooi dat hij niet in die week definitief heeft afgehaakt. Hoe komt dat? Dat zien we in de eerste lezing. De groep is hecht, ze delen alles met elkaar, er is liefde, zorg en aandacht. Tomas krijgt van de anderen de tijd om uit zijn twijfel op te staan. En Tomas houdt voor zichzelf de mogelijkheid open om tot geloof te komen. Twee basisprincipes die nodig zijn om als gemeenschap te kunnen bestaan.

 

Wanneer we lezen dat de eerste Christenen één zijn in het geloof, dan komt dat omdat ze elkaar nabij blijven in zorg en aandacht, dat ze niet wegblijven uit de kring, uit de bijeenkomsten. Delen met elkaar is niet alleen in geld en goed, maar vooral ook de liefde,  hoop en geloof. Dankzij die houding is Tomas er de volgende zondag weer bij, de zondag na de eerste Paasdag, de zondag die we nu vieren.

 

We hebben op die manier aan de leerlingen, maar ook aan de twijfel van Tomas veel te danken. Waar zat zijn twijfel? Misschien geloofde hij niet dat ze Jezus Zelf hadden gezien. Toch was het eerste dat Jezus deed bij zijn verschijning zijn wonden in zijn handen en in zijn zijde tonen. Alsof Hij wil zeggen: ‘Ik ben het Zelf, Ik ben Die is en Die was en Die komt, Ik ben degene die gestorven en begraven is, Ik ben de verrijzenis en het leven, Ik ben Degene Die verraden is en overgeleverd, Die jullie in de steek gelaten hebben, Die door Petrus werd verloochend en Ik ben hier in jullie midden als de Levende en Ik zeg: ‘Vrede zij jullie.’

 

Waarom kon Tomas niet geloven dat zij Jezus Zelf gezien hadden? Dacht hij misschien dat ze een geest hadden gezien, dat ze hallucineerden in een soort groepshysterie? Of was Tomas meer lid van de beweging van de Sadduceeën, een beweging die niet geloofde in verrijzenis? Of was hij meer de stroming van de Farizeeën toegedaan die stellen dat dit gebeuren ongetwijfeld Gods straf voor de zonde is; dus moet Jezus wel  een zondaar zijn en kan Hij niet de Messias zijn. Dan kan Hij ook niet verrezen zijn. We weten niet waar de twijfel van Tomas zat, en juist daarom kunnen wij onze eigen twijfel bij hem een plaats geven.

 

Misschien is het voor ons moeilijk te geloven dat er bij de eerste Christenen een tijd is geweest van echte eenheid, echte harmonie, een echt nieuw begin. Misschien zeggen we al te snel: “Dat is mooipraterij, dat zijn paradijsverhalen die nooit echt zijn geweest. Misschien ligt daar ook wel die houding achter, als ik het niet met eigen ogen kan zien, dan geloof ik het niet.”

 

Wat is nog meer moeilijk voor ons te geloven? Dat God altijd doorgaat, wanneer wij maar bereid zijn te geloven. Wanneer wij de groep maar niet loslaten. En zelfs als wij tijdelijk de verkeerde kant oplopen, dan gebeurt het nog dat Hij onverwacht in ons midden erbij is. Ook dan kan die ervaring van Hem in ons midden, ons weer terugbrengen bij de groep. Wanneer we dat van twee kanten maar open houden.

 

Er is nog veel te zeggen over deze lezing, want hij is heel rijk aan betekenis. Duidelijk is, dat het hier gaat om een nieuw begin, net zo nieuw als toen in dat paradijs waar de Bijbel in het eerste boek over schrijft. Zoals God Adam tot leven bracht door hem de adem in de neus te blazen, zo blaast Jezus zijn leerlingen het nieuwe leven in. Zoals God zijn Zoon de wereld in zendt om vergeving te bewerken, zo zend de Zoon zijn leerlingen uit met dezelfde opdracht. Jezus verschijnt hier als de Levende die zijn leerlingen tot levende mensen maakt. In deze lezing vallen Pasen en Pinksteren op één dag, worden gelovigen en twijfelaars bij elkaar gebracht en krijgen aardse mensen de goddelijke opdracht tot vergeving.

 

En zo goed als het toen was, zo goed is het nu ook. Jezus komt in ons midden in de tekenen van Brood en Wijn. Hij spreekt zijn Woord over ons en herschept ons hart door zijn Geest, Hij houdt ons bij elkaar als één gemeenschap, als zijn bruid, zijn eigen Lichaam en Bloed. Hij voedt ons en sterkt ons, haalt twijfelaars over de streep en moedigt ons aan met de woorden: ‘Zalig die niet zien en toch geloven.’ Amen, Alleluia.