Paaswake (2009)

Homilie

"Toen de sabbat voorbij was kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salóme welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen." Welriekende kruiden kopen is een dure liefhebberij, dat is een grote uitgave doen, het is een flinke hap uit hun inkomen. U zult misschien zeggen: 'Wie begint er nu toch over geld? Liefde is toch niet te koop met geld?' Juist, voor liefde is niets te duur. Was het niet uit liefde dat één van diezelfde vrouwen al eerder een heel jaarsalaris aan balsem over Jezus' voeten uitgoot? Toen begon er ook al iemand over geld. Wat een verspilling, wat een verkwisting, dat had toch beter aan iets anders uitgegeven kunnen worden, zei iemand (vgl. Joh 12,1-8). En toen was het nog aan een levende Persoon besteed. Hier is het bedoeld om er een dood lichaam mee te balsemen. Niet dat dát nu zo verkwistend was, maar wat wél een verkwisting was: balsem en welriekende kruiden kopen om er een lijk mee te balsemen dat er helemaal niet meer is. "Hij is niet hier."

Had de engel dat niet een beetje eerder kunnen vertellen? Waarom daarmee gewacht tot ze met kruiden bij het graf gekomen waren. Had hij hun die moeite en dat geld niet kunnen besparen? Nee, ze moesten eerst naar het graf gelokt worden, bij het graf komen van hun menselijke verwachtingen. Het graf dat zoveel is als het symbool van hun uitgebluste hoop, de plek van het onheil. Daar en daar alleen konden ze het heil vinden. En die dure uitgave, om het toch maar weer eens daarover te hebben, die zou achteraf niet voor de kruiden en de balsem zijn, maar die uitgave was om daarmee als het ware het kaartje in handen te krijgen, om op de eerste rij te zitten voor de première van de verrijzenisverkondiging, koninklijke loge voor de 'paaspremière'. Wie zou daar nu niet al zijn geld voor willen geven? We hebben die vrouwen daar dan ook nooit hun beklag over horen doen.

Ze gingen overigens niet alleen naar het graf, ze moesten ook het graf in. Daar waar alles vastloopt op de dood, het graf waar geen leven is en geen hoop, dáár wil God opnieuw beginnen. Als er uit dat graf toch nog nieuw leven komt, een nieuw uitzicht, dan kan dat alleen maar komen van de andere kant van de dood. Dan kan dat alleen van Godswege komen.
In dat graf was "een jongeman in een wit gewaad." Wit is de kleur van de andere wereld, daaraan kun je zien dat hij van hemelse afkomst is. Die jongeman kan dan ook alleen maar namens God komen, door God gezonden, zoals bij de aankondiging de engel Gabriël van Godswege gezonden werd naar Maria, en zoals bij de geboorte van Jezus de engelen gezonden werden naar de herders. Als het iets van God is, dan kan het ook alleen maar door God en door zijn bode worden gezegd. De tekenen zeggen niets, of eigenlijk zeggen ze wel iets, maar dat kan meerduidig zijn. Die weggerolde steen was een teken, het lege graf was een ander teken, maar die tekenen krijgen van niet-gelovigen een andere uitleg, een andere betekenis. Hoe dikwijls hebt u dat zelf al niet gemerkt? Wat voor u een teken is van de geloofwaardigheid van de Kerk, wonderen, heiligheid, dat zegt een ander niets. Je moet zelf al overtuigd zijn, willen die dingen je iets zeggen. Echte overtuiging, zekerheid van binnen ontstaat alleen wanneer je in het diepst van je hart door God geraakt bent. Doordat zíjn Geest over je machtig wordt.

Nu maakt iedereen in zijn leven wel periodes door, situaties waarin je geloof lijkt te sterven. Een generatie kan meemaken dat de Kerk lijkt te sterven, dat de Kerk op sterven lijkt te liggen. Maar dan mag u weten, - en dat is nu de boodschap van vandaag - dat alles wat dood schijnt te gaan, en alles wat werkelijk afsterft, dat dat is om naar God te gaan. Het komt bij Hem terecht! Voor ons die achterblijven is dat alleen maar om ons te laten beleven, dat onze toekomst werkelijk bij God ligt, aan de andere kant van datgene wat sterft. Dus niet omdat wij elkaar vasthouden, niet omdat mensen weer vertrouwen in ons schijnen te hebben of in de goede zaak, nee, het is God zelf. Want wat is die boodschap van die jongeman in dat witte gewaad? De boodschap is: "Hij is verrezen, Hij is niet hier." Hij is ook niet ván hier en Hij is niet van alles wat mensen maar kunnen bedenken. Je kunt Hem niet vereenzelvigen met bepaalde woorden, met bepaalde beelden, met bepaalde toestanden of situaties, met een tijdperk, zoals het rijke Roomse Leven, of vernieuwing dit, vernieuwing dat. Dat zijn allemaal tekenen, maar dat is niet Hijzelf. Hij is altijd méér. Hij gaat je voor, Hij is je voor, Hij is je altíjd voor. Hij was al verrezen en de steen was al weggerold. Jezus is je steeds een slag voor. Tenslotte gaat Hij hen ook voor naar Galilea: "Hij gaat u voor naar Galilea." En als ze dan ook naar Galilea gaan en daar aankomen, wie treffen ze daar dan aan? Jezus! Is dat niet de alles overtreffende wijze van zijn alomtegenwoordigheid? Hij is er niet alleen waar wij zíjn, maar Hij is er ook al waar wij nog níet zijn, waar wij zullen komen. Hij is daar al, daar staat Hij je al op te wachten.

Zoiets maken mensen mee als ze hier (in priorij Nazareth) komen, keer op keer weer. Ze komen voor een retraite of een stille dag, en dan merken ze: Jezus was er al eerder dan ik, want ik was nog niet binnen of ik merkte al weer zijn aanwezigheid. Hij was er al. Overkomt u dat ook niet als u naar de kapel gaat, dat Hij er is, in het Sacrament, maar ook in uw hart. Dat het zo mag zijn in uw aller leven: Hij is er waar u bent en Hij is er ook al waar u nog niet bent, waarheen u zult komen, om u steeds weer opnieuw te verrassen met zijn alles en allen omvattende liefdevolle tegenwoordigheid.