Vergeving en genezing (2006)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden
"Bij het zien van hun vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde: 'Vriend, uw zonden worden u vergeven.' "

Wat een merkwaardige zin is dit toch, om meerdere redenen. Jezus ziet het vertrouwen van de vier vrienden, en spreekt dan de verlamde aan, en waar je dan wellicht genezing zou verwachten, zegt Jezus dat zijn zonden vergeven worden. Dat laatste is dubbel merkwaardig omdat wij van geen zonde weten (verlamd is toch wat anders dan zondig!) en omdat wij hebben geleerd dat zonden worden vergeven na berouw en spijt, en niet omwille van ons geloof of vertrouwen.

"Bij het zien van hun vertrouwen zei Jezus tegen de verlamde: 'Vriend, uw zonden worden u vergeven.' "
We weten niet wie het initiatief heeft genomen: de man die niet kan lopen of een van zijn vrienden, maar iemand heeft gezegd: "We gaan, we gaan naar Jezus."
Door het feit alleen dat zij op weg zijn gegaan, deze zieke met zijn vrienden, wordt hij nu genezen van zijn verlamming en worden zijn zonden vergeven. Want Jezus wordt geraakt doordat hun vertrouwen in hem zo groot is dat zij op weg gaan en zich ook door zo'n grote menigte niet laten weerhouden. Jezus wordt zo geraakt dat Jezus "vriend" tegen hem zegt, de enige keer dat dit woord in het Marcusevangelie wordt gebruikt.

Zeker suggereert Jezus niet dat de ziekte de eigen schuld is van de zieke mens. Dat is precies het geloof waar Jezus zich tegen verzet,
een geloof dat een zieke nog meer buitensluit en stigmatiseert. Eerder zou ik zeggen dat voor Jezus hier nu zondevergeving de ultieme genezing is.
Hoe vaak zeggen wij niet tegen elkaar: "Je gezondheid is het allerbelangrijkste." of "Als je maar gezond bent ..." De impliciete suggestie dat het leven niet of minder waardevol is als je 'niet gezond' bent, heeft mij altijd verbaasd. Jezus laat zien dat uitsluiting veel ingrijpender is dan ziekte, zeker als de uitsluiting gebeurt op grond van de beschuldiging van: eigen schuld. Maar Jezus laat ook zien dat uitsluiting kan worden opgeheven, genezen, vervangen door vriendschap en vergeving. Vergeving als herstel van de onderlinge band is levensnoodzakelijker dan genezing van ziekte.

Voor Jezus vallen mensen niet samen met hun kwalen of tekorten. Iemand in een rolstoel is niet: die lamme. Jezus ziet in ieder van hen een mens. De verlamde is iemand, is een mens die niet kan lopen, een mens die net als ieder ander nood heeft aan vriendschap en liefde, om niet buitengesloten te worden, maar opgenomen in de kring van mensen, deel van de gemeenschap. Daar kan een zieke, de verlamde zelf invloed op hebben, zelf initiatief in nemen, zoals deze man die er met de ingeschakelde hulp van vier vrienden in slaagt om bij Jezus te komen, omdat zij elkaars geloof versterkten dat hij hem zou kunnen helpen, en zoals de melaatse van vorige week, die zelf het initiatief nam om Jezus aan te spreken. Toch is het niet alleen afhankelijk van de zieke of die een plek in de gemeenschap heeft. Het gaat er ook om hoe open die gemeenschap is, en hoe die met zieken omgaat. Spreekt die bijvoorbeeld óver in plaats van tót zieken, of vragen wij aan de mensen om hen heen: "Hoe gaat het met hem?" of "Wat denkt u, wil mevrouw ook een kopje koffie?" Jezus richt zich wel tot deze zieke, wordt geraakt door het vertrouwen van hem en zijn vrienden, spreekt hem aan als "vriend" en zet hem letterlijk weer op zijn benen, doet hem weer rechtop door het leven gaan.

Als geen ander weet Jezus hoezeer deze mens belemmerd wordt in zijn leven, omdat Jezus zich laat raken door zijn medemens, omdat zijn hart zich opent voor het leed en lijden van zijn naaste, maar ook ziet Jezus als geen ander de mogelijkheden: de kracht om op te staan uit al wat het leven onmogelijk maakt, op te staan uit de dood en tot leven te komen.
Als geen ander weet Jezus daarom ook dat de boodschap van de profeet Jesaja die het volk van Israël in de moeilijke tijd na de ballingschap, de verwoesting van hun stad en land, oproept om te gedenken en níet te gedenken: om níet te blijven gedenken aan wat zij - als alle mensen - in hun leven hebben fout gedaan maar wel te gedenken - zoals heel Israël moet doen - dat God voor zijn volk een weg baant door de woestijn, een weg ten leven, (terug) naar het land van de belofte.
Dit moet Israël voortdurend blijven gedenken: dat hun God een bevrijdende God is, en niet iemand die hen vastpint op de fouten van het verleden. Dit betekent dat ook wij voor onszelf en elkaar bevrijdend moeten zijn in plaats van onszelf en elkaar vast te doen zitten in wat vroeger was. Telkens opnieuw is er een weg door de woestijn, maar dit veronderstelt wel dat wij die weg durven gaan, dat we durven vertrouwen, anders stokt het alsnog, ondanks Gods initiatief en vergeving, omdat wij niet op weg durven gaan.

Het evangelie laat zien hoe wij elkaar hierin kunnen versterken. De gehandicapte zieke mens die geloof heeft, is geen zielige stakker, maar een teken voor alle mensen, ook de gezonde, om te geloven, om het vertrouwen te hebben dat sociale verbanden hersteld kunnen worden, dat de bestaande grenzen van onszelf komen en niet van God, en door God niet worden gewild. Nu is onderlinge vergeving niet vanzelfsprekend, zeker niet waar werkelijk kwaad is aangedaan, zoals bij geweld en seksueel misbruik, nog minder als geen schuld is erkend en geen dader gestraft. En toch zijn er ook momenten dat we onszelf mogen afvragen: Ben ik nu gekwetst tot in het diepst van mijn bestaan, van mijn ziel of gekrenkt in mijn trots en ego, waardoor ik het verdom de eerste stap te zetten naar vergeving en verzoening? Het echte wonder is dan ook als mensen slagen om de scheidsmuren weer op te heffen, de uitsluiting teniet doen en elkaar weer een plek in de gemeenschap, in elkaars leven gunnen, weer leren te leven als broers en zussen. Daarvoor is soms veel geloof, veel vertrouwen en moed nodig.

Een eerste stap kan zijn door ons bidden, een heel concrete manier om elkaar in ons hart te sluiten, toe te laten en uitdrukking te geven aan onze verbondenheid als broers en zussen van elkaar, kinderen van dezelfde God, geschapen voor hetzelfde geluk. Zo brengen wij zieken, armen, mensen in nood bij de Heer, als hun vrienden, en de Heer zal ons vertrouwen zien en genezing en vergeving schenken. Het gebed zal ook onszelf wegen wijzen om concreet te kunnen helpen, al is het maar door simpelweg een ander mee te nemen, een eindje mee op te lopen, door de uitsluiting op te heffen door een woord of een gebaar van vriendschap: een uitgestoken hand, een vriendelijk woord of zelfs een glimlach.
"Zie", zegt God, "Ik ga een nieuw begin met jullie maken. Kijk, het ís al begonnen. Merk je het niet."
Niemand is zo ziek dat zij of hij niets voor een ander kan betekenen. Niemand is zo arm dat hij niet een ander kan helpen. Niemand is zo oud of zo jong dat zij geen vriendschap kan sluiten met een ander. Niemand is zo zondig dat hij niet een medemens kan vergeven.
"Vriend, vriendin", zegt Jezus, "uw zonden worden u vergeven. Sta op, en kom tot leven."