7e Zondag B (2006)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Troje - een stad in de Oudheid, in Klein-Azië, in het land dat we nu Turkije noemen. Troje - U weet wel: van dat paard. Het paard van Troje. De stad werd belegerd, jarenlang, door de Grieken en wílde maar niet vallen. En toen bedachten de Grieken een list. Ze maakten een groot paard en manschappen verstopten zich in de holle buik van dat paard. Vervolgens bliezen ze de aftocht en lieten alleen het paard achter vóór de muren van het nu niet langer belegerde Troje. De inwoners haalden opgelucht adem, vonden het paard, brachten het in triomf binnen de muren van hun stad waar de manschappen uít de buik van het paard kwamen. En die zorgden er vervolgens voor dat de stad alsnog ingenomen kon worden ... Zo víel Troje. De stad wordt in brand gestoken. En Homerus, de Griekse dichter die het verhaal van de Trojaanse oorlog plusminus vijfhonderd jaar vóór Christus in Athene heeft opgeschreven en 't ons heeft nagelaten, vertelt dan hoe een jonge held, Aeneas, uit Troje wegvlucht. Aan zijn rechterhand heeft hij zijn zoontje Askanios. Zijn vrouw Kreüsa loopt achter hem. En op zijn rug dráágt hij zijn oude, blinde en kreupele vader Anchises. Die vader was best een boef geweest, in zijn gloriedagen. Een man met vuile handen zoals dat heet ... En toch ... zijn zoon draagt hem nu op zijn schouders de brandende stad uit ... Een beroemde passage uit de Griekse literatuur. We kunnen die, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk; we kunnen die passage leggen náást het evangelie van deze zondag: over die verlamde mens die bij Jezus wordt gebracht. Vier vrienden dragen hem. Omdat 't zo druk was halen ze, heel slim maar ook nogal vrijpostig maar dat kan hun blijkbaar niks schelen - dat hun verlamde vriend bij Jezus komt is hun blijkbaar álles waard - ze halen een stuk van het dak weg bóven de plaats waar Jezus zit. En ze laten de verlamde met bed en al naar beneden zakken. Je zíet het voor je. Een tamelijk spectaculaire aktie is het eigenlijk ... Aeneas die zijn oude, blinde en kreupele vader op zijn schouders draagt, de vier vrienden die hun verlamde vriend bij Jezus brengen ... In beide gevallen, veelgeliefden, gaat om zórg hebben vóór, om begáán zijn mèt een ander: omdat je die ander liefhebt, omdat het je vader is of je vriend, omdat het je moeder is, je zus of je vriendin ...

Sinds een maand nu zit ikzelf zo ongeveer opgesloten in mijn studeerkamer in de pastorie. Ik kom er overdag nauwelijks uit - behalve om de mis te doen en voor het getijdengebed. Ik neem de telefoon niet meer aan en doe niet zelf de deur meer open en laat alles aan pastor Lokkerbol en aan U, de met deze kerk verbonden gelovigen over ... en met name dan aan "de vrijwilligers" zoals dat heet, dat zijn de mensen die deze geloofsgemeenschap drágen zoals dat heet ... "Mis je de parochianen niet?" vroeg Loek van Maanen van het secretariaat mij toen ik van de week dan tóch even mijn neus liet zien (maar meer ook niet). "Ja", zei ik, "ik mis de parochianen zéker ... Het valt mij best zwaar om ze, om Ú, vijftien maanden lang (waarvan er dus nu toch alweer één achter ons ligt) tóch in zekere zin wat lós te laten ..." Maar ik doe dat dus, dierbare parochianen en gasten, omdat ik mij werkelijk geróepen voel om te werken aan mijn dissertatie, aan een proefschrift dat als onderwerp heeft: de preken die pater van Kilsdonk S.J., emeritus-studentenpastor hier in Amsterdam; welke hij gehouden heeft bij de uitvaarten van homosexuele mannen hier in Amsterdam, in bijna alle gevallen betrof het de uitvaarten van mannen die stierven aan de gevolgen van Aids. Waarom vóel ik mij, veelgeliefden, daartoe geroepen, om te studeren op déze problematiek? Ik zou mij 't mij goed kunnen voorstellen als er bij U daaromtrent tòch vragen zouden leven in de zin van: Hij zit daar nu maar in z'n eentje op die kamer. Maar is er niets belangrijkers te doen? Zou hij zich niet beter met de lévenden bezig kunnen houden dan met de doden? Zou hij met name niet beter, zoals in het evangelie vandaag en zoals die Aeneas doet, zich bezig kunnen houden met zorgen voor mensen, hen door het leven heenhelpen, hen vóórthelpen ... Ik zou 't mij kunnen voorstellen, veelgeliefden, als U dit soort bedenkingen zou hebben bij mijn studie-project. En toch en toch veelgeliefden: tòch voel ik mij, zoals gezegd, werkelijk geroepen om het wèl te doen: dat studeren op dát thema ... En ik zal U proberen uit te leggen waarom ... Wat betreft homosexualiteit heeft onze kerk namelijk een groot probleem ... U weet, kort gezegd, zégt onze kerk daar over, over homosexualiteit: Je mag het wel zijn, maar je mag het niet doen. Maar wij leven in een stad en in een land en in een cultuur waarin heel veel mensen zeggen: Wat is dat nou!? God is toch Liefde? De paus zegt 't zélf! Deus Caritas est - de nieuwe encycliek. Dus waarom zouden de homo's en de lesbo's niet op hún manier lief mogen hebben? Veel mensen zeggen zelfs: Het is liefdeloos en tegen 't evangelie om ze dat te ontzeggen, die mogelijkheid; om ze het te willen verbieden ... Met andere woorden, veelgeliefden: De kerk heeft op dit punt een huizenhoog "communicatie-probleem" zoals we dan tegenwoordig zeggen. Mensen, wij, snáppen 't veelal niet waarom de kerk op dit punt vindt wat ze vindt en voor niet-weinigen is het een belangrijke reden zo niet dé belangrijkste reden om de kerk de rug toe te keren zelfs - wat natuurlijk altijd heel erg te betreuren is ... Wèl, veelgeliefden, mijn idee is nu dat het bestuderen van die preek-teksten van pater van Kilsdonk de kerk en de ménsen, ons dus, kan helpen om een manier van kijken náár en spreken óver homosexualiteit te ontwikkelen die récht doet aan de mensen in kwestie, aan de homo's en de lesbo's en die tegelijk ook récht doet aan het evangelie en aan de leer van de kerk - opdat die leer beter begrepen en uitgelegd wordt; opdat die beter "gecommuniceerd" wordt. Ook die studie wil dus een manier van dragen en voorthelpen zijn ... In één van de preken die ik in de afgelopen week onder ogen kreeg beschrijft pater van Kilsdonk hoe van één van de gestorven mannen, Henk, de oude vader een weekend hier in Amsterdam komt logeren. De vader in kwestie is weduwnaar en heeft geen benen meer. En van Kilsdonk zegt dan: "... de geamputeerde grijsaard in een rolstoel: hoe ontroerend, hoe deerniswekkend. (...) Met eigen ogen mocht ik zien hoe Henk en Danny (Danny is de vriend van Henk); hoe zij in gezamenlijke inspanning de rolstoel over drempels en treden tilden."

Lieve mensen: elkaar dragen en voorthelpen ... is dat niet de hele essentie van ons geloof? Brengen we elkaar niet zó bij Jezus en bij God, als we dát doen voor elkaar. En dan hoeven we bij wijze van spreken over die Jezus en over die God met geen woord te spreken. Als mensen goed en lief voor elkaar zijn, als wij zorg hebben voor elkaar, echte zórg ... dan zien we God, ja dan "gebeurt God", dan worden zonde en schuld hersteld, dan vindt er genezing plaats van ziekte, leed en pijn.

Een enkel woord tenslotte, in dit verband, over de zogenaamde "mantel-zorgers". Zo wordt dat tegenwoordig genoemd. "Mantelzorgers" dat zijn familie-leden, vrienden, buren of anderszins gemotivéérde mensen die zorgen voor een ander: voor mensen die niet meer alles - of zelfs véél! - niet meer kunnen. Zo iemand helpen en bijstaan, voor zo iemand zorgen dat is: daden van geloof en van liefde stellen. Ook in onze kerk hebben wij de nodige ervaring met mantelzorgers. Het zijn bijvoorbeeld de mensen die gehandicapte mensen helpen om hier naar de kerk te komen, om hier bij Jezus te komen; zodat ze Hem hier kunnen ontmoeten en ontvangen ... Wij kunnen ons allemaal voorstellen hoe belangrijk dat voor de mensen in kwestie is - omdat we weten hoe belangrijk het voor onszélf is om naar de kerk te gaan ... Vandaag wil ik de mantelzorgers die dit voor enkele mensen onder ons mogelijk maken eens heel extra en hartelijk met naam en toenaam danken: Het is geweldig wat U doet. U dóet wat de vrienden in 't evangelie van vandaag deden voor die verlamde. 

Die verlamde stond óp, pakte z'n bed op en wandelde weg. Wij zien dat met xxx niet onmiddellijk gebeuren: dat ze uit hun karretje komen of hun stok weggooien en de kerk uitdansen zeg maar. En toch: ook zíj mogen hier zijn en Jezus en God ervaren; ook zij mogen hier ervaren dat alles ten diepste toch góed is, ja zéér goed is en hun geloof voeden dat alles uiteíndelijk goed zal kómen: als God alles in allen zal zijn, als wij zullen komen in Zijn Koninkrijk. Dát gelóven èn ervaren - voor een mens kan dat een verschil zijn van dag en nacht. Moge het voor ons allen zó zijn ... Amen.