Schuldgevoel bij een zieke (2000)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

LAATSTE STROHALM

Wat een aangrijpend verhaal! Toen ik het als kind de eerste keer las geloofde ik mijn oren niet. Vier mannen ruïneren een dak in de nabijheid van Jezus. Voor het eerst moet ik vermoed hebben dat er een verschil is tussen gehoorzaam zijn en gedreven worden door de liefde. Later leerde ik dat de meeste huizen in Jezus’ tijd slechts één verdieping hadden en dat er een trap aan de buitenkant naar boven leidde. Dat maakte de vernielingen al aanzienlijk minder ruig en het neerlaten van de gewonde een stuk minder spectaculair. Ik leerde dat huizen van leem en hout waren en dat stukken dak eigenlijk elk jaar werden vernieuwd. Maar toch. Het is imponerend dat de verlamde vier zulke toegewijde vrienden had die hem ronddroegen en met hem het dak opklommen. Het is verwonderlijk dat hij vier zulke trouwe verzorgers had die zich met hem aan de laatste strohalm vastklampten: de wonderdoener Jezus.

GELUK BIJ EEN ONGELUK

Benijdenswaardig, deze invalide man. Was hij misschien een vader die vier toegewijde zonen had? Het staat er niet. Is het een jongeman die broers heeft? In elk geval is het iemand die ondanks zijn verlamdheid, voor anderen de moeite waard is. Ze houden van hem. Ze hebben veel voor hem over. De lamme zelf moet op zijn beurt een aardige kerel zijn geweest die door zijn wijsheid of humor of zijn daden uit verleden, door zijn geduld, zijn vermogen te luisteren, die op een of andere manier anderen aan zich had weten te binden. We kunnen niet elke verlamde toewensen dat hij of zij Jezus tegenkomt, maar wel dat hij minstens vier goede vrienden en vriendinnen heeft die met plezier met hem uit wandelen gaan.
De vijf doen er alles aan. Ook dat ontroert me. Je ziet dat vaak bij ouders met  een ziek kind. Zij vechten als leeuwen. Ze worstelen zich door allerlei bureaucratische barrières heen. Ze worden brutaal  als het nodig is. Jezus is onder de indruk van hun vindingrijkheid. Hij buigt zich naar de zieke en zegt vertrouwelijk: “Alles is je vergeven, jongen!” Deze pakt even later zijn bed en verlaat triomfantelijk het huis, de mopperende schriftgeleerden achter zich latend. Die zijn nog boos over dat vergeven.

SCHULDGEVOELENS BIJ EEN ZIEKE

Waarom zegt Jezus: “Je zonden zijn vergeven”? Als je niet beter wist zou je denken dat hier een verband wordt gelegd tussen bedreven kwaad en de verlamdheid. Zulke samenhang wordt elders door Jezus ontkend. Ik proef er iets anders in.
Verlamd zijn niet veel mensen. Maar last van schuldgevoelens die ons verlammen hebben we allemaal wel eens. En om het verhaal voor ons allemáál actueel te maken, benadrukt Marcus dat ons vergeving ten deel valt. We mogen ons vrij voelen, we mogen door het leven wandelen met opgeheven hoofd.
De verlamde is aangewezen op zijn makkers. Thuis is hij nog meer afhankelijk van zijn vrouw. Hij moet depressieve buien hebben waarin hij het gevoel heeft dat hij anderen tot last is; dat hij nergens toe dient. Soms kan hij zich niet voorstellen dat zijn vrienden hem werkelijk mogen en dat zij het fijn vinden hem te bezoeken. Hij vraagt zich af waaraan hij de liefde verdient waarmee anderen hem tegemoet treden. Ook dat is een schuldgevoel dat deprimeert. Natuurlijk er is geen reden voor. De lamme heeft niet om zijn ziekte gevraagd. Hij heeft hem net zo min verdiend als een schurk zijn gezondheid. Hij heeft in zijn goede jaren ook enorm veel tot stand ghebracht, en als zijn vrouw of vriend verlamd zou zijn, o, wat graag zou hij hen gedragen hebben. Maar toch, hij zit er mee.
“Vriend”, zegt Jezus, “je hoeft je niet schuldig te voelen; je bent even geliefd als alle anderen.”
Aan wie heeft de verlamde zijn nieuwe leven te danken. Aan Jezus, de geneesheer, de wonderdoener? Of aan zijn trouwe makkers voor wie geen huis te hoog was. Zeker. Aan Jezus en aan zijn makkers. Maar hij dankt het ook aan zichzelf. Hij was zelf beminnelijk. Daarom was hem de genade ten deel gevallen van medemensen die hem aankeken en beseften: “Ik had ook verlamd kunnen zijn..., jouw kruis is ook het mijne, we dragen het samen; ik draag jou. God doet zijn wonder aan mensen die elkaar liefhebben.

REN-GANGEN EN SCHREEUW-ZALEN

Lieve kinderen. Als de familie Kaanen oma ging opzoeken dan hield iedereen de adem in. Want de kleine Tim begreep er allemaal nog niet zoveel van. Oma was heel erg oud. Ze kon niet meer lopen. De hele dag zat ze wat weggezakt in een stoel met wielen. Ja, nog mooier, een stoel met wielen èn met een motortje. Dat vond kleine Tim het einde. En het leuke was: oma woonde in een heel groot huis met brede glimmende ren-gangen en schreeuw-zalen, en daar zaten allemaal mensen in stoelen met wielen. Tim vond iedereen even interessant. Dan ging hij voor een mevrouw staan. Hij had gezien dat ze haar linkerhand niet kon bewegen. Die moest ze met de andere hand recht leggen. Tim deed zijn eigen handen in de zij en dan vroeg hij keihard: “Slaapt die arm van jou nog steeds?” Of hij zag juist een oude man wat morrelen aan zijn knopjes. Daar ging hij op af en vroeg: “Mag ik nou eens gas geven?” Maar het ergste was dat hij aan iemand had gevraagd: “Zeg loop jij nou je hele leven niet meer, dat is makkelijk hè?” Tims moeder holde hem maar achterna en riep alsmaar: “Stil nou!”, “Dat mag je niet zeggen.” “Wees niet zo nieuwsgierig, Tim”
Afgelopen zondag had Tim de griep. Hij kon niet mee naar oma. Toen moeder de zaal binnenliep was het eerste wat ze hoorde: “Waar is Tim?” “Waar is die lieve crosser?” De mensen waren dol op Tim, want Tim vond al die mensen prachtig. Hij deed niet alsof hij niet zag dat ze lam waren en ziek. Hij maakte grapjes en hij stelde vragen.  Als Tim er was voelden alle oudjes zich belangrijk. Daarom zagen ze Tim nog veel liever komen dan de dokters!