Marcus is de auteur van het oudste evangelie over Jezus. Hij vertelt en verkondigt de grote lijnen van wat Jezus heeft meegemaakt van af zijn doopsel door Johannes tot en met Goede vrijdag en Pasen.
Het eerste hoofdstuk is al goed gevuld met de verwijzing naar het optreden van Johannes de Doper, de vermelding van het doopsel van Jezus, gevolgd door zijn verblijf in de woestijn. Daarop volgt de eerste prediking van Jezus en de roeping van de eerste leerlingen.
In Kafarnaüm heeft Jezus een heel drukke dag. Hij trad er op als leraar in de synagoge en maakt er indruk, vooral wanneer hij een man bevrijdt van een onreine geest. Hij komt over als een man met gezag. Dit is een formidabel compliment. Hij geneest er de moeder van Petrus en nog heel veel zieken. Hij zoekt daarna de stilte op om er te bidden en geeft ons aldus het voorbeeld van het belang van en het evenwicht tussen bidden en werken.
De smeekbede van een melaatse
Nadat wij twee zondagen na elkaar, de vierde en de vijfde, met Jezus in Kafarnaüm waren en er veel zieken hebben ontmoet, die genezen werden, leidt de evangelist ons vandaag op andere plekken in Galilea. En opnieuw krijgen we het verhaal van een genezing, deze keer de genezing van een melaatse. Het is in het evangelie van Marcus de enige ontmoeting van Jezus met een melaatse.
Melaatsen mochten niet in de stad komen en werden geweerd. Gezonde mensen schermen zich af. Een maatschappij kan inderdaad maatregelen nemen voor de volksgezondheid. Zo hebben we het ervaren tijdens de coronapandemie. Maar mensen met een melaatsheid of een andere huidziekte waren er slecht aan toe. De voorschriften uit het boek Leviticus warren nog geldig in de tijd van Jezus. Heel lang zijn melaatsen opgevangen in leprozerieën. Waar we nu over melaatsen horen spreken, komt ons steeds de figuur van pater Damiaan voor ogen en denken we aan organisaties zoals de Damiaanactie. Lepra of melaatsheid is een besmettelijke ziekte die kan leiden tot ernstige verminkingen. Acht miljoen mensen, waaronder een groot aantal kinderen, lijden nog aan deze ziekte en wachten op behandeling. De laatste zondag van januari hadden we zoals elk jaar de werelddag voor melaatsen.
De melaatse in het evangelieverhaal doet een knieval voor Jezus en smeekt Jezus hem te reinigen. Een wens om genezing, een bede om opnieuw door God en mens als mens erkend te worden. Jezus reageert onmiddellijk. “Door medelijden bewogen stak Jezus de hand uit, raakte hem aan en sprak tot hem: “Ik wil, word rein.” Van melaatsheid genezen het was verrijzen.
Jezus raakt hem aan
Aanraken, een veelzeggend gebaar: contact met de huid, contact met de ziel, contact met een medemens. Aanraken, een riskant gebaar bij mensen met een besmettelijke ziekte. Jezus raakt aan en geneest.
Een wonder! De bijbel heeft meerdere verhalen over wonderen. Wonderen, waarvoor wij geen verklaring hebben. Wonderen die gebeuren op bedevaartplaatsen, het wonder van Renaat de Rudder in het bedevaartsoord Oostakker. (VRT Canvas-documentaire "Mirakel n° 71" van Basteyns en Blancquaert op weg naar Lourdes).
De toehoorders van Jezus kennen genezingsverhalen van profeten als Elias (1 Kon. 17–24; 2 Kon. 1–2) en Elisa, grote wonderdoeners. Elisa zette Naäman, een man met een huidziekte, op weg naar zijn genezing (2 Kon. 5,2). Zij wisten dat Jesaja een messiaanse tijd had voorspeld waarin blinden zouden zien, doven zouden horen, verlamden zouden springen (Jes. 35,1-7). God als geneesheer, zou Hij niet aan het werk zijn in deze man uit Nazareth die zoveel zieken genas?
Jezus reinigt en heelt de melaatse. Hij houdt zich aan de joodse voorschriften dat de man die genezen is zich moet laten zien aan de priester. En hij verbiedt hem uitdrukkelijk om aan iemand anders over zijn genezing te spreken.
Dit laatste is moeilijk. Wij begrijpen dat de man de vreugde om zijn genezing wil bekend maken.
Jezus wil vermijden dat hij als een wonderdoener beschouwd wordt en hij vreest dat de mensen aldus aan zijn kernopdracht voorbijgaat, nl zich te bekeren en te geloven in de blijde boodschap (Mc. 1,15).
Wij zijn wel uitgenodigd om het meelevend en meelijdend gebaar van Jezus tot het onze te maken.
Werelddag van de zieken
Dit jaar valt deze zondag op 11 febr., de verjaardag van de eerste verschijning in 1858 van O.L Vrouw aan Bernadette Soubirous (1844-1879) in Lourdes. Paus Johannes Paulus II schreef een brief over het lijden en stelde 11 februari voor als een jaarlijkse Werelddag van de zieken. Dit doen we voor de 32° keer. Elk jaar reikt de paus een thema aan voor deze dag. Dit jaar neemt paus Franciscus als leidraad een vers uit Genesis: “Het is niet goed dat een mens alleen is” (Gen. 2,18). En hij laat zich zoals vorig jaar ook leiden door het gekende verhaal van de barmhartige Samaritaan, de man die medelijden had en effectief de gekwetste en berooide man hielp.
De paus is bezorgd om de mensen die door ziekte of ouderdom alleen worden gelaten en als een last worden beschouwd.
Prof. Jozef Coppens haalde in zijn cursus eens een woord van een oude pater. Deze had gezegd dat wij nooit een vlieg of een insect mogen doden, want het zijn de enige wezens die ons komen bezoeken wanneer we oud zijn.
Paus Franciscus schrijft in zijn boodschap van 10 jan.2024: “Laten we deze fundamentele waarheid van ons leven over denken: we zijn in deze wereld gekomen omdat iemand ons verwelkomde; we zijn geschapen om lief te hebben; en we zijn geroepen tot gemeenschap en broederschap. Deze aspecten van ons wezen bieden ons een bijzondere steun in tijden van ziekte en kwetsbaarheid. Het is ook de eerste therapie die we allemaal moeten toepassen om de kwalen van de maatschappij waarin we leven, te genezen.
Aan degenen onder jullie die een ziekte doormaken, of die nu tijdelijk of chronisch is, wil ik zeggen: schaam je niet voor je verlangen naar nabijheid en tederheid! Verberg het niet en denk nooit dat je anderen tot last bent. De situatie van zieke mensen nodigt ons allemaal uit om het hectische tempo waarin we leven te vertragen en onszelf te herontdekken.
In deze tijd van grote veranderingen zijn wij, als christenen, specifiek geroepen om de empathische blik van Jezus tot de onze te maken. Laten we zorgen voor degenen die lijden en alleen zijn, zelfs gemarginaliseerd en terzijde geschoven. Met de liefde voor de ander die Christus de Heer ons in het gebed schenkt, vooral in de Eucharistie, kunnen we de wonden van eenzaamheid en isolement helen. Op deze manier dragen we bij aan het bestrijden van een cultuur van individualisme, onverschilligheid en afwijzing, en bevorderen we de groei van een cultuur van tederheid en mededogen.”
Wij kunnen helpen om elkanders lasten te dragen en ze ook in het gebed aan God toevertrouwen. Negentig jaar geleden, in 1933, verscheen Maria als de Maagd der armen in Banneux. In haar Boodschap op 11 februari 1933 zei ze aan de zienster Mariette Beco; “Je viens soulager la souffrance.” “Ik kom het lijden verlichten.”.
Het lijden dat zoveel vormen aanneemt en zich op onze dagen uit in het leed waar er gevochten en gestreden wordt.
xxxxx
Maak mij wakker God,
open mijn ogen voor het lijden van mijn naaste medemens,
voor het verdriet van mijn gezinsgenoten
en de mensen om me heen in de buurt en op school.
Vergeef mij dat ik vaak wegkijk van de zorgen van de anderen en me liever enkel om mezelf bekommer.
Maak mij wakker God open mijn ogen voor de mensen
die ik op mijn weg ontmoet en die een beroep op me doen of zouden willen doen.
Vergeef me dat ik wegkijk van de problemen van arme en zieke mensen hier bij ons.
Of dat ik het lijden van die mensen wegpraat.
Maak mij wakker God open mijn ogen voor de mensen
in de derde wereld die te lijden hebben
van vreselijke ziekten zoals lepra en tbc.
Vergeef mij dat ik niet wil horen, zien of raden hoe ik zelf
ook iets aan die problemen kan veranderen.