Een overvloediger gerechtigheid!

Beste vrienden,

Enige tijd geleden ben ik, bij het opruimen van de zolder, op de stamboom van onze familie gestoten. Mijn grootvader heeft die, met veel opzoekingswerk, terug kunnen samenstellen tot vroeg in de zeventiende eeuw. In de nota’s die hij eraan had toegevoegd, kwam duidelijk de trots en de fierheid naar boven dat hij zo ver terug was geraakt.

In ons land houden duizenden mensen zich bezig met genealogie. Ze gaan ijverig op zoek naar gegevens in oude doopboeken en ook het rijksarchief wordt overstroomd met aanvragen. Er is op dit ogenblik een merkwaardige vernieuwde aandacht voor geschiedenis, en voor de eigen familiegeschiedenis in het bijzonder.

Sommigen, zoals mijn grootvader, lukt het om terug te gaan tot de zeventiende eeuw, anderen zelfs tot in de veertiende eeuw of nog verder. Mij lijkt het interessant om in dit verband niet alleen de namen, de geboorte en sterfdatums van die voorouders te kennen, maar ook karakteristieke gegevens uit hun leven. Uiteindelijk dragen ook wij hun kenmerken in ons.

Maar vinden we die zelfde aandacht ook voor de geschiedenis van onze voorou­ders als christenen? De aandacht voor de geschiedenis van onze kerk begon al heel vroeg. Reeds in de vierde eeuw schreef Eusebius van Caesarea zijn kerkgeschiedenis. En zelfs in onze dagen schrijven geleerden altijd weer nieuwe studies over de geschiedenis van het christen-zijn en van kerk-zijn. Een van de punten uit de kerkgeschiedenis dat pas sinds enkele tientallen jaren terug wordt erkend, is dat de oorsprong van onze kerk  in het jo­dendom wortelt. Christenen zijn van huis uit Jood!   Wij mogen niet vergeten dat Jezus als jood werd geboren en ook steeds als Jood heeft geleefd.  Johannes Paulus II  heeft bij verschillende gelegenheden de joden 'onze oudste broeders' genoemd.

Als christenen zijn wij dus van huis uit jood. Wat dat betekent, ho­ren wij vandaag in het evangelie. In de Bergrede zegt Jezus: 'Denk niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen'. Met deze twee, de Wet en de Profeten, bedoelt Jezus kortweg de hele joodse traditie. Die traditie wordt door Hem, de Messias, helemaal niet terzijde geschoven, maar tot vervulling gebracht. Wat bedoelt Jezus hiermee? Om dat te verstaan moeten wij verder luisteren naar wat Hij zegt over gerechtigheid.

Jezus zegt: 'Als uw gerechtigheid die van Schriftgeleerden en Farizeeën niet bij verre overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het rijk der hemelen'. Wanneer Mattheus in het evangelie spreekt van Schriftgeleerden en Farizeeën, dan bedoelt hij al die vrome joden die weliswaar grote aandacht schenken aan de geboden en verboden van de joodse traditie, maar die tegelijkertijd te veel letten op het louter uiterlijke onderhouden van die regels. Daardoor is het woord Farizeeër voor ons synoniem geworden voor schijnheiligheid. Welnu, zegt Jezus, wanneer je blijft steken in puur uiterlijke vervulling van de normen, is er voor jou geen toekomst met God mijn Vader. Dat prestatie-christendom, die werk­heiligheid is een karikatuur die door Jezus in de parabel van de Farizeeër en de tollenaar uiterst scherp wordt getekend. Alleen wie zich, wanneer hij voor God staat, van binnenuit vol vertrouwen opent voor Gods barmhartigheid, die gaat gerechtvaar­digd naar huis. Hier zien we duidelijk de samenhang van de gerechtigheid in de Bergrede en de rechtvaardiging die de tollenaar ontvangt. Maar waarin bestaat die gerechtigheid? Wanneer Jezus door een Farizeeër de vraag naar het voornaamste gebod in de Thora krijgt voorgeschoteld, antwoordt Hij met twee citaten:   'Gij zult de Heer, uw God, beminnen met geheel uw hart, ge­heel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eer­ste gebod. Het tweede, daaraan gelijk: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de W et en de Profeten'. Gerechtigheid is het ideaal van de joodse gelovige: hij moet eerbiedig recht doen aan de Eeuwige en aan zijn schepping, in het bijzonder aan iedere mens. Hij wil zich levenslang inzetten om met heel zijn wezen te kiezen voor de Heer, de God van Israël en zijn levenswoorden. En die levenswoorden kan je lezen in de Thora en kort bijeengezet in de tien geboden  Enkele van die levenswoorden uit de Thora haalt Jezus ook aan in het evangelie van vandaag. En Hij geeft er als een echte rabbi ook een nadere uitleg bij. 'Ik geef hier enkele voorbeelden:

  1. 'Gij zult niet doden' (Ex. 20, 13 ). Gaat dat enkel en alleen maar over vermoorden of doodslaan? Jezus laat zien dat je iemand ook met woor­den of houdingen kan doden. Woedend zijn op je naaste en hem voor gek verklaren valt ook onder dit verbod. Wij zouden er in onze dagen aan toevoegen: Doden kan je ook door structuren van onrecht te scheppen of te laten voortbestaan.
  1. 'Gij zult geen echtbreuk plegen'. Wanneer pleeg ik echtbreuk? Alleen maar door met een verloofde of gehuwde vrouw seksuele omgang te hebben? Jezus zegt: ge kunt ook echtbreuk plegen door uw manier van kijken.
  1.  'Wie zijn vrouw verstoot moet haar een scheidingsbrief geven'. Jezus legt uit: Als je wil doen wat God met het huwelijk bedoelt, dan mag je haar helemaal niet verstoten. Jezus radicaliseert het gebod in het voordeel van de vrouw, want Hij weet dat een verstoten vrouw, die daardoor alle rechten verliest, onherroepelijk tot de bedelstaf, de prostitutie of de dood is veroordeeld.
  1.  'Gij zult geen valse eed doen, maar gij zult voor de Heer uw eden houden'. Jezus legt uit: Je moet helemaal niet zweren. Je moet Gods naam niet aanroepen als je iets zegt of belooft. Zeg je ja, dan is het ja; zeg je nee, dan is het nee. Al de rest is een brug te ver.

Jezus radicaliseert de woorden uit de joodse wet. Hij gaat terug naar de wortels, en haalt de oorspronkelijke bedoeling terug naar boven.  En wij? Hoe reageren wij daarop?

Wie de woorden van de Bergrede diep in zichzelf door laat dringen beseft zeer goed dat al de consequenties van Jezus‘ woorden een open einde kennen. De omvorming van een mens gebeurt in zijn hart.  Je kan je niet tevreden stellen met alleen de bui­tenkant. Het is het innerlijke van de mens dat een grondige veran­dering moet doormaken. Kies je voor de levende God, die ons zijn wil kenbaar maakt door Jezus‘ verkondiging, dan moet je vooral letten op wat er in je hart omgaat. Christe­lijke beschaving vraagt om een ommekeer van het hart, de keuze voor een levensverandering die tot in de wortels gaat. Christen-zijn is een weg. Het is zoals Jezus Sirach vandaag zegt: 'Vuur en wa­ter zijn voor je neergezet; je kunt kiezen. Je hebt de keuze tussen leven en dood'. Kunnen wij die uitnodiging nog herkennen? En durven wij een nieuw begin te maken? Dan mogen wij, volgens Paulus, uitzien naar Gods onvoorstelbare vrede. 'Geen oog heeft haar gezien; geen oor heeft haar gehoord; geen mens kan zich voorstellen wat God allemaal heeft bereid voor diegenen die Hem liefhebben'.  Amen