Beste vrienden,
Toen Marcus het openbare leven van Jezus begon neer te schrijven lagen die gebeurtenissen reeds bijna 40 jaren achter hem. Marcus zelf heeft Jezus nooit gekend. Pas lang na de verrijzenis had hij in de christelijke oergemeente over Jezus gehoord en was zo tot het geloof gekomen. Hij vond het belangrijk dat al die verhalen die over Jezus werden verteld, ook zouden worden opgeschreven. Maar welke van de vele indrukwekkende verhalen moest hij eerst vertellen? Hij wilde aan zijn lezers vooral duidelijk te maken waar het Jezus om ging. En daarom begint hij met een genezingsverhaal met demonen, dat bij ons toch wel wat vraagtekens oproept. Maar naast de demonen en de onheilsmachten viel me plots een zin op die me deed nadenken en die mijn enthousiasme heeft gewekt: “Zij waren geestdriftig over zijn leer, want Hij onderrichtte hen als iemand met gezag, en niet als de schriftgeleerden.”
Je merkt onmiddellijk: Iedereen die Jezus hoort spreken voelt heel duidelijk aan: Zijn woorden treffen onderhuids. Ze dagen uit en helpen je verder. Ze openen nieuwe perspectieven voor mijn leven omdat ze alle verkramptheid en stijfheid uit mijn denken wegnemen, omdat ze troosten en bemoedigen. Wie Jezus hoort voelt direct: Hier spreekt God mij zelf persoonlijk en rechtsreeks toe!
Een gezaghebbende Duitse theoloog klaagt er over dat dergelijke krachtvolle woorden in onze moderne tijd en ook in de Kerk niet meer gehoord worden; Wij zijn terug een Kerk van schriftgeleerden geworden zegt hij. Hij illustreert dat met het volgende verhaal:
Gods woord komt in de stad. Het nieuws verspreidt zich als een lopend vuur. Iedereen spreekt er over. In de dagbladen wordt er over gediscuteerd. Maar de Kerk waarschuwt: “Het woord Gods kan niet meer komen, het is er immers reeds sinds lang. We bezitten het toch in de Heilige Boeken en er zijn ook voldoende kerkelijke theologen die het kunnen verklaren.”
En toch klopt Gods woord in de stad aan de deuren. „Wat wilt ge?“ vraagt de man aan de eerste voordeur. “ Wie bent U? “Ik ben het woord van God, men heeft me toch aangekondigd!” – “Blabla – woorden, niets dan woorden. Er moet echt iets gebeuren” zegt de man aan de deur. “Laat me dan binnen, dan zal er in u iets gebeuren!” Maar toen had de man de deur al terug toegeslagen. De daarop volgende zondag werd het woord Gods uitgenodigd in de parochiekerk. De ontvangst was feestelijk. Het Woord kreeg de ereplaats. Er naast brandden vele kaarsen en wolken van wierook stegen ten hemel. Toen begon de preek. De geestelijke vond indrukwekkende woorden en sprak lang. Maar het woord Gods kwam niet ter sprake. Na de preek riepen de gelovigen om Gods woord, maar toen was Het er al niet meer en op de ereplaats lag nu een oud boek… Ik geef toe, het is een provocerend verhaal. De mensen smeken om Gods woord en ze krijgen een oud boek. Mensen schreeuwen om een levend woord en wij geven hen oude letters. Mensen hebben honger naar een voor hen bevrijdend en verlossend woord, en wij sluiten die woorden op in regels, dogma’s en leerstellingen. Mensen wachten op een bemoedigend en meeslepend woord en wij gieten het in geboden en verboden. Mensen hopen op een troostend en begrijpend woord, en wij vergasten hen op nietszeggende frasen en formules.
“De mensen waren geestdriftig over zijn leer, want Hij onderrichtte hen als iemand met gezag, en niet als de schriftgeleerden.”
Het lijkt er dus op dat het niet alleen om de inhoud van Jezus prediking gaat, maar ook en vooral om zijn manier van spreken. Inhoud en informatie zijn belangrijk, maar de toonzetting maakt de muziek. Wanneer we spreken geven we niet alleen informatie door maar we delen ook onszelf mee, wie we zijn of wie we zouden willen zijn. We tonen in welke relatie we tot onze gesprekspartners staan of willen staan en we sturen misschien wel een boodschap aan onze toehoorders over wat ze volgens ons zouden moeten doen. Dus veranderen we met onze woorden de werkelijkheid - of niet soms? Juist daarom moeten we ons na het voorgaande verhaal de vraag stellen: Hoe zou onze Kerk vandaag moeten spreken om, net zoals Jezus in zijn tijd, de harten van de mensen te raken? Welke taal kan onze nieuwsgierigheid naar het woord van God terug opwekken?
Het zou een verrassende taal moeten zijn. Een taal die, net zoals toen de parabels, goed herkenbaar is voor de mensen, die hen terug perspectief biedt en hen hun leven in een heel nieuw licht laat zien. Het moet ook een redelijke taal zijn, die niet op alles een kant en klaar antwoord paraat heeft, maar die zich heel voorzichtig naar Gods woord richt en die de twijfels en de vragen van de mensen ernstig neemt. Die taal zou zeker ook een goede dosis humor moeten bevatten, ze moet iets kunnen weerspiegelen van Jezus’ boodschap en ook de nodige rust en kalmte uitstralen. Een taal zonder fanatieke slogans of haarklieverij over woorden. Een taal die, ondanks alle pijnlijke ervaringen die wij mensen meemaken, toch vreugde doet ontstaan en ons tot lachen aanmoedigt. Een taal die zich bewust is van de voorlopigheid van ons bestaan. Hoe zei de Heilige Johannes XXIII het ook weer?: “Och Giovanni, neem jezelf toch niet zo ernstig!“
En tenslotte moet het ook een taal van de daad zijn: een taal die, zonder hoogdravende woorden te gebruiken, ons de Geest van Jezus terug laat aanvoelen, ons laat aanvoelen hoe Jezus zich een gelukte menselijke samenleving voorstelde. Iemand heeft het ooit zo geformuleerd: Spreek over Christus alleen wanneer men het u vraagt. Maar leef ook zo, dat men het u vraagt!
Een verrassende, redelijke, humorvolle en daadkrachtige taal is zeker niet de taal van de schriftgeleerden. Die hebben veel geleerd, de heilige schriften bestudeerd, en immens veel kennis vergaard. Maar staan ze er ook achter? Zijn ze geloofwaardig in datgene wat ze verkondigen? Dat kan toch maar alleen wanneer we “vanuit”, en niet “over” Jezus’ boodschap en Gods woord spreken.
Kunnen we een dergelijke taal spreken? Kunnen wij aan Gods woord een nieuwe, frisse klank geven? De eerste vereiste daartoe is dat wij onszelf door Zijn woord laten raken en in beweging brengen.
Op het einde van het hoger aangehaalde verhaal gaat Gods woord naar een Bijbelgeleerde wiens laatst geschreven boek met als titel: “Over de aard en de werking van Gods woord” op het punt staat om uitgegeven te worden. De geleerde was blij over het bezoek en vroeg of hij iets uit zijn boek mocht voorlezen. “Leest u maar, professor,” zei Gods woord, “ik luister.” Na de lezing zei Gods woord: “Proficiat, dat was meesterlijk. Maar weet u, wanneer ik zo als studieobject wordt bekeken, besproken en beschreven, voel ik me heel raar, net alsof ik naar mijn eigen dode lichaam zou kijken. Maar op één enkele plaats zegt u dat ik niet in de eerste plaats waarheden wil openbaren, maar dat ik vooral de mens zelf wil. Dat was het Professor, dat was het.” Het woord Gods stond op en ging naar de deur. “Wat wilt ge dan van mij?” riep de professor. “Ik wil maar één ding,” zei het woord Gods, “Ik wil U!”, en toen viel de deur dicht.