Voorschriften over hoe te tellen (2003)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden

In beide lezingen van deze avond gaat het over tellen: het tellen van mensen en het tellen van geld. Mozes geeft in het boek Exodus voorschriften over het tellen, registeren van mensen. Eigenlijk moet de bijbel daar niets van hebben. Registratie, zegt Mozes, kan de mensen noodlottig worden. Eigenlijk is het verboden, lezen we elders in de Schrift. Maar elke godsdienstige groepering en elke overheid heeft de onbedwingbare behoefte om de mensen te registreren, te tellen. Je bent pas iemand als je op papier staat, als je papieren hebt. Anders besta je niet en mag je in een land ook niet bestaan en moet je eruit. Mozes zegt: als dat goddeloze tellen en registreren dan toch moet gebeuren, dan moet een gelovige zich daarvan weer zo snel mogelijk bevrijden. Hij moet zich loskopen. En omdat in Gods ogen iedere mens gelijkwaardig is, moeten arm en rijk ieder hetzelfde bedrag schenken dat ten goede moet komen aan de tent van samenkomst, aan het heiligdom. De mens mag niet worden teruggebracht tot exemplaar van de soort, tot naamloos individu binnen de massa, waarmee machthebbers gaan manipuleren. De mens moet zich bevrijden en vrij staan tegenover God en zijn medemens.

Ook in het evangelie wordt geteld. Jesus treedt op als een penningmeester. Maar dan wel een heel ongewone penningmeester. Hij geeft het geld dat de gelovigen in de offerkist voor de tempel gooien een heel nieuwe, en - als ik het zeggen mag - onzakelijke waarde. "Veel rijken gooiden er veel in". Je ziet het voor je. Mensen die van hun overvloed met grote gebaren, zichtbaar voor allen, een fractie geven van hun royale bezit en met een prettig gevoel doorlopen. We hebben dat ook nogal eens gezien bij grote teevee-acties voor goede doelen. Rijke instellingen, zeer welvarende personen die grote bedragen toezeggen en schenken. Zie ze toch eens royaal zijn. Het zogenaamde hartverwarmende vertoon van vrijgevigheid.

Vertoon. Jesus moest er niets van hebben. Vast, bidt, werk aan gerechtigheid voor uw Vader die in het verborgene is en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u lonen, lezen wij in de Bergrede.
Temidden van al dit quasi-religieus vertoon verschijnt daar een arme weduwe. De bijbellezer moet zijn oren spitsen wanneer een weduwe op het toneel van de Schrift verschijnt. De arme, de wees en de weduwe zijn steeds een maatstaf. Zij zijn de ware partners van God. God is de bondgenoot, de bruidegom van zijn volk, dat niemand heeft die zorgt en zich zijn lot aantrekt, niemand dan de bruidegom, God de Heer van Israël.
Daar verschijnt een weduwe. In de Schrift is zij het toonbeeld van de verlatene en de arme. Er is niemand aan haar zijde die haar dagen verheugt. Er is in die bijbelse tijden niemand, geen man en geen overheid die haar nood lenigt.

Twee kleine munten werpt zij in de offerkist. Niemand ziet het, aller ogen zijn bevangen door de mensen in plechtige gewaden, die graag gegroet worden op het marktplein en graag vooraan zitten in de synagoge en bij het feestmaal.
Maar Jesus ziet haar wel en Hij richt onze ogen op haar.

Let wel: Jesus moraliseert niet. Hij openbaart, hij openbaart wat die ene penning van de weduwe waard is. Die is meer waard dan alle giften van de anderen. Zij geeft heel haar levensonderhoud. Wij zien er nog maar vanaf in hoeverre er uit de schatkist naar die arme weduwe had moeten gaan, en niet omgekeerd.
Jesus zegt alleen maar: wat is die penning waard? Vlakbij de muren van het heiligdom wordt met een andere maat gemeten dan welke penningmeester ooit becijferen kan. Maar zo'n pennigmeester doet er wel goed aan de kleinste munt met bijzondere aandacht in zijn hand te wegen

Jesus telt niet, Hij registreert niet (de eerste Mozes moest er ook al niets van hebben). Jesus telt niet, Hij weegt. Hij weegt af hoeveel die weduwe geeft. Zij geeft haar levensonderhoud. Zij geeft zichzelf.
Jesus telt en registreert de weduwe en u en mij niet. Net als de Vader in het verborgene ziet Hij. Hij ziet wat ik te geven heb voor God en voor zijn beeld op de aarde, de mens. Wat is mijn godsdienstigheid waard? Is het een fractie van al mijn bezigheden. Offer ik een klein stukje van mijn tijd voor de kerk, het gebed, de actie? Of offer ik - om het zo eens te zeggen - mijn hart, mijn leven. En dan offeren in de betekenis van 'aandragen', hier ben ik, spreek, je dienaar luistert. Geen stukje liefdadigheid die er nu eenmaal bij hoort.
Mozes zegt: zo koop je niets af, maar zo koop je je vrij, met de majesteit, de onafhankelijkheid, waarmee die anonieme weduwe geheel innerljk vrij zichzelf geeft. Die onbezorgde vrijheid moge u en mij gegeven worden.

Amen.