33ste zondag B (2006)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, wij zijn weer samengekomen rondom het altaar van Onze Heer Jezus Christus.

De engelen en de heiligen, die aan deze Kerk zijn toegewijd, zouden met ons het spelletje kunnen doen "Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet". Dan moeten wij natuurlijk vragen "Wat zien jullie dan?" En dan - afwijkend van de spelregels kunnen zij zeggen: "Wíj zien hier in de Kerk, vooral in het heilig tabernakel, Jezus Christus, de Zoon van de levende en almachtige God". Degene in wie wij, mensen, enkel nog kunnen geloven, Hem op wie wij al onze hoop stellen, zien zij in levende lijve. Zij zien, zij ervaren, iedere dag opnieuw, de kracht, de macht van zijn liefde. Voor ons, mensen, is dat nog verborgen. De oplettende gelovige kan wel iets merken van zijn aanwezigheid, maar soms dringt het kwade van deze wereld zich ook heel sterk aan ons op.

Vandaag gaat het er om dat wij - hoe erg het ook wordt in Kerk en wereld - wij blijven geloven in de eindoverwinning. Er worden iedere dag over heel de wereld veel wedstrijden gespeeld. En meestal is de uitslag een verrassing, maar déze wedstrijd - de strijd tussen goed en kwaad - zal zeker worden gewonnen door God en de mensen van goede wil.

Vragen wij vergeving voor de keren, dat wij een beetje moedeloos waren, ons hebben laten meeslepen door de macht van het kwaad. Vragen wij om kracht om iedere nieuwe dag met blijdschap te ontvangen als een gave van God.

OPENINGSGEBED

Lat ons bidden. Almachtige en eeuwige God, al wat leeft, leeft slechts een korte tijd en wat uit onze handen komt, zal niet eeuwig duren; alleen uw trouw houdt stand, uw liefde blijft. Sta ons bij en schenk ons standvastigheid om in de wisseling der tijden het eeuwig leven te bereiken. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon ... . Amen.

KINDERNEVENDIENST

PREEK

Wij, mensen, zijn dikwijls nieuwsgierig naar de toekomst. Dat hoeft lang niet altijd om grote wereldgebeurtenissen te gaan, maar ook de dingen van ons eigen leven willen wij graag weten. Zo vraagt een jongere zich af of hij zal slagen voor zijn examen, een jubilerend echtpaar is benieuwd hoe het feest zal zijn dat de kinderen hebben voorbereid. Een zieke piekert over de vraag of en zo ja wanneer hij van zijn ziekte zal genezen.

In de schriftlezingen van vandaag wordt volop over de toekomst gesproken. En wat daarbij misschien nog het meeste opvalt is de ellende, die voorspeld wordt. De profeet Daniël, die zelf leefde rond het jaar 175 vóór Christus, een tijd waarin koning Antiochus IV een einde aan het jodendom wilde maken, spreekt in de eerste lezing van vandaag over een tijd van grote nood zoals er eerder nog geen is geweest. En de evangelist Marcus weet te melden, dat Jezus Christus zelf gesproken heeft over verschrikkelijke gebeurtenissen waarna de zon zal verduisteren en de maan geen licht meer zal geven, de sterren van de hemel zullen vallen. En er zijn in onze tijd genoeg mensen, die zich inderdaad grote zorgen maken. Waar moet het met onze wereld naar toe? Want wij mogen dan wel steeds rijker worden, maar veel mensen staan steeds minder voor elkaar open, ja, doen elkaar steeds meer kwaad aan. Laatst was op het nieuws dat in een bepaalde wijk van een stad de kinderen niet meer met Sint Maarten mochten rondgaan, omdat de burgermeester de veiligheid van de kinderen niet meer kon garanderen.

Als wij mensen van goede wil zijn, hoeven wij niet zo bang te wezen voor al die rampspoed. Die angst zou onze aandacht kunnen afleiden van de kern van de boodschap en dat is - natuurlijk - een vreugdevolle! Die rampen gaan eens voorbij. En dan breekt er een heerlijke tijd aan ... voor altijd en eeuwig. Daar mogen wij vol verlangen naar uitkijken. Daar moeten wij ook zelf naar toe werken, ondanks alles wat andere mensen om ons heen doen.

Jezus Christus vergelijkt het in het evangelie van vandaag met het uitlopen van een vijgenboom. In de lente lijdt de boom enigszins pijn, doordat nieuwe takjes met geweld dwars door de schors heen barsten. Op hun beurt breken de knoppen de takjes weer open en komen er heerlijke vruchten te voorschijn.

Zo is het ook met de pijn van deze tijd. Ziekte, dood en ook het kwaad van de zonde zijn allemaal tijdelijke verschijnselen. God en zijn engelen en heiligen werken samen met de mensen van goede wil naar een prachtig doel toe: dat God en wij allen als één grote familie samenleven voor altijd en eeuwig. Zoals de drie goddelijke personen, Vader, Zoon en heilige Geest, altijd al volkomen één zijn geweest met elkaar, zo zal er dan ook tussen de mensen sprake zijn van een ongekende eenheid en saamhorigheid. Geen oorlog, zelfs niet het kleinste meningsverschil, zal de vrede dan nog verstoren.

Het lijkt een sprookje, te mooi om waar te zijn. Maar zowel de eerste lezing als het evangelie spreken duidelijk over dat moment. Daniël zegt, dat de mensen, die in het stof slapen, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen - die niet van goede wil waren - om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden. Marcus spreekt in zijn evangelie over de wederkomst van de Mensenzoon, die dan zijn engelen zal uitzenden over heel de aarde om de uitverkorenen - de mensen van goede wil - te verzamelen.

Op die dag - de dag van het Laatste Oordeel - zullen eerst àlle doden verrijzen, zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen. Dan zal Christus, die de Waarheid is, plaats nemen op zijn troon van glorie en zal het licht van zijn Waarheid schijnen over iedere mens, die ooit heeft geleefd. Dan zal blijken wie volhard heeft in het goede en wie tot het einde toe heeft weerstaan aan de genadevolle oproep van God om het goede te gaan doen. Dan zal er een definitieve scheiding plaats vinden tussen mensen van goede wil en mensen van kwade wil.

Deze boodschap, beste medegelovigen, is van de ene kant een aansporing om het goede te doen, om ons tot het uiterste toe in te spannen van deze wereld een mooie wereld te maken voor zo veel mogelijk mensen, want daaraan kan God zien of wij werkelijk naar zijn rijk van vrede verlangen, en van de andere kant zijn de lezingen van vandaag een bemoediging. Want hoe erger het in de wereld wordt, hoe dichterbij de komst van de Heer is, en hoe belangrijker het is, dat wij blijven volhouden.

De gedachte dat Jezus Christus ooit zal terugkomen om te oordelen mag ons blij maken, mag optimistische mensen van ons maken, want het zal een dag van overwinning zijn. En als wij die ene héél bijzondere dag niet zullen meemaken tijdens ons leven, dan zullen wij toch zo'n bijzondere dag hebben, namelijk onze eigen laatste dag in deze wereld. Ook díe dag zal een dag van overwinning zijn.

Blijven wij volharden in het goede. En beseffen wij dus: hoe erger het kwaad, hoe meer nabij die ene grote dag is.