Handecaps (2006)

Een aantal jaren geleden hadden we in onze kerk nog een pijporgel dat regelmatig gestemd werd door een jonge man die vanaf zijn geboorte blind was. Zonder een pijp los te stoten vond hij zijn weg in de orgelkast en hij zag dan wel niets, hij hoorde des te beter. Zijn blindheid was een succesvolle uitdaging geworden. Dat hij na dertig jaar dankzij een oogoperatie ziende werd doet daar niets aan af.

In mijn jonge jaren was ik een succesvol tafeltennisser, maar ik moest op zeker moment afleggen tegen iemand die het vanuit een rolstoel moest spelen.

Enfin, het mag iedereen verbazen bij het kijken naar de deelnemers aan de Paralympics, de Olympische spelen voor gehandicapten; wat die presteren ondanks hun handicap.

Natuurlijk zijn er mensen die het hoofd in de schoot leggen als het hun tegenzit, maar er zijn ook heel wat mensen voor wie hun handicap of tegenslag een uitdaging is om er het beste van te maken. En een mens die een uitdaging aanneemt kan heel wat, hoe beroerd hij of zij er aanvankelijk ook voor mag staan.

Eigenlijk zijn wij mensen allemaal behoorlijk gehandicapt als we ons met de dieren vergelijken. Al fladderen we nog zo heftig met onze armen in een poging om te vliegen, de meest doodgewone kraai lukt dat beter. De snelste loper haalt 36 km per uur en dan hooguit een paar honderd meter, elk keffertje uit de straat rent hem met gemak voorbij.

We verliezen het in horen, in zien, in ruiken en noem maar op , maar wacht even: wij mensen werden er door uitgedaagd en vliegen intussen hoger en sneller, bewegen ons sneller voort, zien veel meer dan welk dier ook omdat we er iets op bedacht hebben en dat gaat nog steeds door.

Wat heeft dat allemaal met de boodschap van Jezus Christus te maken? Alles! Eeuwen geleden waren en nu nog zijn er mensen die het hoofd al bij voorbaat in de schoot leggen. Ook in Jezus’ tijd waren er mensen die een prachtig alibi gevonden hadden om vooral niets te doen tegen armoede, ziekte en allerlei onheil. Daarom hadden ze bedacht dat bijvoorbeeld ziekte een straf van God was voor een mogelijk misdrijf van de getroffene of iemand van zijn familie. Er zijn nog steeds mensen die daar mee voor de dag komen. Ja zelfs menigeen die zegt niet meer te kunnen geloven in God bij het zien van zoveel ellende waar Hij, God dus, niets aan doet.  Een redenering zo krom als een banaan.

De evangelist Marcus leefde in de tijd van vervolgingen en allerlei andere rampspoed. Hij geeft daarvan een opsomming voor zowel het heden als voor de toekomst, maar in Jezus’ voetspoor staat voorop dat dit geen straffen van God  zijn.  Daar had Hij in afzonderlijke gevallen al eerder op gewezen. Die dingen gebeuren gewoon. We vernemen dat onheil een voorstadium is van heil, welvaart en geluk, zoals de winter een voorstadium is van de lente en de zomer. Dat is in ons geval niet zomaar het geval. Dat is zo als wij de uitdaging aannemen om er het beste van te maken. Onheil genoeg: natuurrampen, oorlogen, armoede, ziekte, milieuvervuiling; we weten ervan.

Op de voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar worden we uitgedaagd om een nieuw begin te maken, om van algemeen of persoonlijk onheil het beste te maken wat we kunnen en dat kan soms heel veel zijn. We kunnen moed vatten uit de prestaties van veel gehandicapten, uit de gang van de natuur en ons vervolgens door Jezus Christus en zovelen na Hem laten aansporen om niet bij de pakken te gaan neerzitten.