De kruik met olie raakt niet uitgeput (1 Kon. 17,14)

 

In woonkamers van rijke kooplui en gegoede burgers van de 17° eeuw hingen taferelen over bijbelse ontmoetingsverhalen.  De opdrachtgevers waren vooral geïnteresseerd in aandoenlijke gebeurtenissen en stemmige landschappen of interieurs, met hooguit een niet al te ongemakkelijke morele strekking.  Zo pronkten in Vlaanderen en Holland rijke families met de taferelen, beschilderd met Elia en de weduwe van Sarepta: “een oude man aan een gedekte tafel, de vrouw bezig met het bakken van een pannenkoek van haar laatste restje meel.” Deze schilders gaven hiermee een vrome vermaning over gastvrijheid en godsvertrouwen (Jos van Lier, De iconografie van Elia in Elia, Profeet van vuur. Mens als wij, p. 167).

De Nederlandse kunstcriticus verwijst naar een stichtelijk boek uit 1643 Van de Uutnementheyt des Vrouwelicken Geslachts.  Daarin formuleerde Johannes van Beverwijck de moraal van het verhaal over de weduwe van Serafat als volgt: “Om ons te leeren onsen evennaesten wel te onthale ende op Godt te betrouwen.”  Hij voegde er terecht aan toe: “Sy was geen Jodinne, maer van het landt Sidon, ende even-wel onfting sy den Jodschen profeet.” (Ibid., p. 167).

Dit laatste gegeven, namelijk dat de vrouw een Fenicische was, verdient de volle aandacht.  Zij staat in contrast met die andere landgenote van haar, Izebel, de vrouw van de koning van Israël.  De weduwe ontvangt de profeet Elia, terwijl Izebet hem zoekt te doden.  Elia is dé voorvechter van Israëls God.

De weduwe van Sarefat zegt aan de profeet dat JWHW haar God niet is (1 Kon.17,12), maar op het einde van het verhaal erkent zij JHWH als God (1 Kon. 17,24).  “De weduwe uit Serafat en haar zoon mogen zich in de bescherming van JWHW verheugen en blijven in leven, terwijl Izebel en haar twee zonen, Achazja en Joram, een verschrikkelijk einde wacht, omdat zij zich tegen God hebben gekeerd (P. Kevers in Elia, p. 46)

‘Sterven’ en ‘leven’ zijn de kernwoorden, waar het in 1 Koningen 17 om gaat”  De langdurige droogte in de streek is een teken dat Israël God verlaten heeft.  Elia is gezonden om leven te brengen.  Hij bezorgt eten aan de weduwe en haar zoon.  Hij zal de zoon van de weduwe tot leven brengen (KKK 2583).

Weduwen krijgen in de bijbel bijzondere aandacht.  Het is voorgeschreven om voor weduwen en wezen te zorgen.  Je mag ze niet uitbuiten (Ex. 22,21).  De HEER verschaft weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding (Dt. 10,18).  Bij de graan-, wijn-  en olijfoogst moet gezorgd dat er voor hen iets van vruchten en graan overblijft (Dt. 14,29; Dt. 24,19-21).

In Sarefat is Elia zelf de behoeftige, aangewezen op de goedheid van een medemens, op deze van een arme, behoeftige vrouw.  Ietwat opdringerig vraagt hij water en brood.  Was het toen ook al zo dat armen gemakkelijker delen dan rijken en toegankelijker?  Rijken zijn immers goed afgeschermd. 

Elia moest geloven dat hij door te vragen zou krijgen en dat God door hem de vrouw en haar zoon zou zegenen.  De vrouw moest geloven dat zij door te geven in leven zou blijven.  Zij gaf geen kruimels, maar deelde van wat ze had.  Als we toch moeten sterven, dan nog beter als gevende dan als grijpende.

De Heer vulde haar kruik met olie en de pot met meel.  Het is geen kwestie van tafeltje dekje.  Maar van het geloof in een getrouwe God. 

“Een bedelaar was ik, en ik was aan het bedelen van deur tot deur,
toen een gouden wagen als een prachtige droom in de verte verscheen,
het moest wel die van een koning zijn.
Hoog steeg mijn verwachting... Ik dacht dat mijn kwade dagen nu ten einde waren
en ik droomde al van een grote gift.
De wagen hield stil bij mij. Een man keek naar mij en daalde af met een glimlach.
Nu was het geluk van mijn leven eindelijk gekomen, dacht ik.
Toen hield hij zijn rechterhand op en zei: 'Wat ga je mij geven?'
Ach, het was een koninklijke grap, dat hij zijn handpalm bedelend uitstak voor een bedelaar.
Bedremmeld en besluiteloos stond ik, en toen nam ik langzaam uit mijn bedeltas een heel klein korreltje graan en gaf het.
Maar hoe groot was mijn verrassing, toen ik aan het einde van de dag mijn bedeltas leegschudde op de vloer en een heel klein korreltje goud vond in de armzalige hoop.
Ik weende en wenste dat ik hem alles gegeven had” (Rabindranath Tagore )
 

Wij bloeien open als we mogen ervaren dat wij voor anderen betekenis hebben.  Een patiënt, een zieke, een hulpvragende kan veel waardevols mededelen.  “Iedereen, zelfs degene die er het slechtst aan toe is, kan de anderen helpen; men ziet dikwijls dat degene die niets heeft, nog met anderen deelt.  Iedereen kan proberen de anderen graag te zien, maar met mijn schamele krachten, ben ik rap uitgeput.  Ik heb de Meester van de Liefde nodig om dat pover hart voor anderen open te stellen” (Jan Vermeiren, Poverello, september 1987).

Een van de vele werkateliers tijdens de Europese ontmoeting van Taizé in Rotterdam werd geleid door burgermeester Aboudtaleb en ging over samenwerken met culturele verschillen.  De burgermeester gaf dit voorbeeld: "ik heb een dollar; jij hebt een dollar.  Als wie die wisselen, dan is er niets veranderd.  Maar, jij hebt een idee, ik heb een idee.  Als we dat uitwisselen kan veel groeien."

In het boek Biecht van een kardinaal maakt 'Olivier Le Gendre melding van een internationaal netwerk van christenen, dat Sarepta heet.  Het verbindt vele initiatieven vanuit de overtuiging dat het christelijke boodschap opnieuw zal gehoord worden als gelovigen daar waar ze leven gestalte geven aan Gods tederheid. 

De kleine goedheid van mens tot mens is daarvan een eerste teken.  Toch blijft de vraag waarom niet alle weduwen van de hongersnood zijn gered, waarom zoveel landen droogte kennen.  De winstmarges van de ene veroorzaken armoede bij anderen.   De crisis die op velen weegt heeft een band met de financiële crisis, steunend op speculaties van rijken.

Elia handelt vanuit zijn vertrouwen in Jahweh.  Zo brengt hij diens tederheid naderbij.  Hij is tevens de man die ons bevraagt of wie naar de Heer luisteren en gerechtigheid beoefenen.  Hoe gaan we in op zijn boodschap dat we niet moeten vrezen en hoe verminderen wij bij onszelf en bij anderen de angst?

De pot met meel raakt niet leeg en de kruik niet uitgeput.  Hoe gaan we hier te werk.  Wie is bron van energie?  Durven we onze kruik vullen met de hoop en het vertrouwen in de God van gerechtigheid?  Hij die leven schenkt en leven doet.