Het meest verwaarloosde gebod

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Hoe kan dat nu, God liefhebben? We kunnen Hem niet eens zien. Hij onttrekt zich aan al onze zintuigen. Bovendien lijkt God helemaal afwezig in onze samenleving. Velen geloven niet eens dat Hij bestaat. Ook gelovigen hebben vaak grote vragen over God. Wie is Hij? Waar is Hij? Hoe moeten we Hem voorstellen? In verkondiging en catechese gaat men dan ook maar liever stilzwijgend voorbij aan dat eerste en voornaamste gebod. Het plaatst ons voor al te lastige vragen. Met het tweede gebod kunnen we heel wat meer aanvangen: hoe maken we werk van de naastenliefde? Intussen blijft dat eerste gebod wel helemaal overeind. Het wordt verwaarloosd, maar we mogen er niet blijven omheen lopen. En we mogen ook niet denken dat we het onderhouden doordat we geen heidense afgoden achternalopen, maar geloven in één God. Dan misleiden we onszelf.

Misschien kan Maarten Luther ons een stapje op weg helpen. Op de vraag wie of wat God is, antwoordt Luther: ‘Waar je je met heel je hart aan hecht, waar je alles van verwacht en in alle nood je toevlucht toe neemt, dat is je god.' Jouw god, wel te verstaan. Wat voor jou van ultiem belang is, wat uiteindelijk telt, dat is je god. En dat kan van alles en nog wat zijn: een geliefd persoon bijvoorbeeld, of geld en bezit.

Wanneer Jezus het eerste en voornaamste gebod van zijn volk herneemt - het staat immers al in het boek Deuteronomium - dan doet Hij dat in de eerste plaats bij wijze van waarschuwing. Laat geen enkele andere ‘god' de plaats innemen van de Enige Heer. Israël kwam immers telkens weer in de verleiding om andere goden achterna te lopen. In feite is dat ook de bekoring van alle tijden: als god aannemen wat eigenlijk geen echte god is. Geld is een afgod. En zo zijn er wel meer moderne afgoden. Het voornaamste gebod heeft dus in de eerste plaats een kritische functie: word je bewust van de valse goden waaraan je je altijd weer hecht.

Zeker, daarmee staan we nog ver af van het lief hebben van God. Maar we zijn toch al op weg. Wie de waarschuwing ernstig neemt, staat meteen voor de vraag: wie is dan de echte God? Wie kan dan wél mijn laatste toevlucht zijn? Wie is mijn diepste vertrouwen waard? Waar kan ik die God vinden? Die vragen zetten ons op weg om naar de ware God te verlangen. En verlangen maakt deel uit van de liefde. Grote mystici, zoals bijvoorbeeld Hadewych of Johannes van her Kruis, hebben dat verlangen intens doorleefd.

Het eerste gebod zegt naar wie ons verlangen zou moeten gaan. Door te waarschuwen tegen de valse goden, wekt het de hunker naar de echte God. We zijn al een heel eind op weg naar Hem als we verlangen Hem te beminnen en als we dat verlangen wakker houden. Sint-Augustinus zei dat dit het diepste verlangen is in het mensenhart. God zelf heeft het in ons gelegd: ‘Gij hebt ons naar U toe geschapen en onrustig is ons hart tot wij in U geborgen zijn.'