Willibrordzondag (2006)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden

Afgelopen woensdagmiddag zat ik in de tram, en hoorde een eind schuin achter mij het gebonk van housemuziek. Ik keek om en zag een jongeman met een walkman op, die zo hard stond dat ik de bassen haast lichamelijk kon voelen. De jongen keek me een beetje brutaal aan, met een gezicht van 'Kom maar op'. Het is een tafereeltje dat we nu al weer jaren kunnen zien en horen op straat en in het openbaar vervoer, en naarmate de oren van jonge mensen dover worden, wordt hun muziek harder en agressiever. Wat is er hier eigenlijk aan de hand? Ik heb de indruk dat mensen zo hun eigen wereld creëren, waarin ze anderen liever niet meer toelaten. Er zijn kennelijk verschillende manieren van luisteren: muziek over je heen laten komen zodat je erdoor wordt overdonderd, alleen luisteren naar wat je wil horen, en openstaan voor de stem van iemand die jou wil raken. De manier waarop je luistert, zegt iets over wat je wil.
Het is niet voor niets dat in beide lezingen van vandaag de uitnodiging klinkt: 'Hoor, Israël.' Met deze woorden begint elke jood zijn dagelijkse ochtend- en avondgebed: 'Sjema, Jisraëel'. Het zijn de woorden die God tegen elke mens zegt: 'Hoor'. Bidden is stil worden voor God, zodat wij kunnen horen wat hij ons te zeggen heeft. God spreekt al tegen ons nog voordat wij er open voor staan, want God is eerder op zoek naar ons, dan wij naar hem. Door te horen wat God tegen ons wil zeggen, voorkomen we dat we de ruimte, waarin wij ons met God bevinden, volstoppen met ons eigen geruis en geroezemoes. Pas als we met open handen op God afstappen, kan hij ons iets geven. Pas als we met open oren ons keren naar God, kan hij ons iets persoonlijks zeggen. Dat geldt trouwens ook voor onze onderlinge communicatie. Alleen als we de ander de kans geven zijn of haar verhaal te vertellen, kunnen we elkaar naderbij komen. Wie met vooroordelen en volgestopte oren op een ander afstapt, komt geen stap verder.
De afgelopen twee weken was ik in Rome. Daar verbleef ik in een van onze internationale studiehuizen, waar vijftig jonge mannen uit de hele wereld zich voorbereiden op hun priesterschap. Enkelen van hen kende ik al van een vorige gelegenheid, maar de meesten ontmoette ik voor het eerst. Op de tweede dag dat ik er was vroeg een jonge Tsjech, of ik zin had om met hem een wandeling langs de Tiber te maken, ver van het drukke verkeer. We liepen samen in de warme zon. Ik luisterde naar het verrassende en ontroerende verhaal van deze Petr uit Praag, die zich op zijn twintigste had laten dopen, in de studentenkerk van de hoofdstad van Tsjechië. Jaarlijks melden er zich daar honderd jonge mensen die belangstelling tonen voor het christelijk geloof. Een jaar lang komen zeventig van hen samen voor onderricht en uitwisseling, en aan het einde van die vormingstijd laten vijftig van hen zich dopen. Het zijn allemaal mensen die ondanks de herrie van de huidige tijd de stem van God hebben opgevangen, en vervolgens de tijd hebben genomen om naar God te luisteren.
Op de derde dag dat ik er was, nodigde Petr me uit op zijn kamer. 'Heb je de open brief aan paus Benedictus al gelezen, die net is uitgekomen?', vroeg hij. 'Hij is opgesteld door 38 islamitische vooraanstaande geleerden uit de hele wereld. Ze hebben gehoord wat de paus in Regensburg heeft gezegd, en hoe slecht dat gevallen is in bepaalde moslimkringen. Nu willen ze met hem in gesprek komen om misverstanden uit de weg te ruimen en een oprechte dialoog aan te gaan.' Hij gaf me een exemplaar van de brief, die hij van het internet had geplukt. Kort daarop had ik gelegenheid om de open brief te lezen, en ik was onder de indruk van de manier, waarop de moslimgeleerden oprecht probeerden te luisteren naar wat de paus had willen zeggen. En omdat ze onbevooroordeeld het gesprek wilden aangaan, waren ze in staat om op een positieve manier kritisch te reageren op wat de paus gezegd had. Ze schreven over godsdienst die vrij van dwang moet zijn, over Gods nabijheid, over de verhouding tussen verstand en geloof, over heilige oorlog en gedwongen bekering, en tenslotte over de verhouding tussen christendom en islam. Het is een brief vol respect en eerbied, en een prachtig voorbeeld van de manier waarop verschillende godsdiensten samen in deze wereld een rol kunnen vervullen. Ze schrijven dat God ons net zo nabij is als onze halsslagader, en citeren hoe God zegt: 'Wanneer ik de gelovige liefheb, ben ik het gehoor waarmee hij hoort, het gezicht waarmee hij ziet, de hand waarmee hij iets pakt, en de voet waarmee hij loopt.' En ze citeren het evangelie over de twee grootste geboden, dat we vandaag hebben gehoord. Dat is wezenlijk dezelfde boodschap als die van de islam: God liefhebben en je medemens als jezelf.
Wij zijn vanmorgen hier samengekomen om open te staan voor God, die tegen ieder van ons zegt: 'Hoor'. Hoor de woorden waarmee God ons kracht wil geven. Hoor de woorden waarmee God ons uitdaagt om vol te houden en de moed niet op te geven. Hoor het waaien van de Geest, die komt aangevlogen met vuur en troost. Hoor de geheimen die God ons toevertrouwt. Hoor de woorden waarmee straks 2 kinderen worden gedoopt, en laat je erdoor ontroeren. Wees God er dankbaar voor.