Waar komt die jaloezie vandaan? (2000)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

'STERK' EGO

De lessen psychologie die ik op het groot seminarie kreeg zijn al lang geleden. Toch herinner ik me heel goed een uitspraak die mij toentertijd de ogen opende. Het ging over de totstandkoming van het “ik”. De professor gaf het voorbeeld van een zakenman die ongeduldig op harde toon aan het onderhandelen is en dan ineens met de vuist op tafel slaat en uitroept: ‘Ik kan geen “neen” accepteren...!’ Dat lijkt een stoere uitspraak van een sterk ego, maar feitelijk is het een zwakte bod. De man geeft aan dat hij de grens bereikt heeft van wat zijn ego kan hebben en dat is geen ‘neen’. Hij formuleert zijn kleinheid en zijn onvermogen. Sindsdien valt mij vaak op dat stoere taal en boute beweringen onzekerheid en angst camoufleren.

ONZEKERHEID

Die onzekerheid is ooit in een mensenleven ontstaan. Een kind groeit op in voortdurende interactie met de omgeving. Het maakt uit of hij de tweede of de oudste is. Het maakt uit of hij een geduldige moeder heeft of een felle. Het maakt uit of vader tijd en zorg heeft voor de kinderen of dat hij op afstand bestuurt; of het kind ernstig ziek is geweest of niet. Allerlei toevalligheden maken veel uit. Of hij kan voetballen. En of hij er aardig uit ziet. Die factoren zijn onvoorspelbaar in hun eindeloos samenspel. Je hebt kinderen met beugels en brillen van rusteloze ouders die het voortreffelijk doen omdat ze een goede levensstrategie hebben ontwikkeld. En je hebt er met lieve ogen en een goed verstand die een en al onzekerheid uitstralen. Dus hoe het allemaal zo komt, is moeilijk te traceren, maar veel mensen groeien op met grote onzekerheid in hun hart. ‘Ben ik de moeite waard?’ Is pappa trots op mij?

OUDERLIJKE TROTS

Ooit heb ik op vijf gym aan de leerlingen gevraagd: ‘Hebben jullie wel eens je ouders horen zeggen dat ze trots op jullie zijn...?’ De vraag maakte veel emoties los. Een week later sprak een jongen me aan. Hij stotterde wat. ‘Meneer, over die vraag van vorige week heb ik thuis moeten huilen. Mijn vader is mijnwerker. Hij is geloof ik bang dat ik hem met mijn studie boven het hoofd groei. Hij zit altijd te schimpen op mijn luie leventje en vergelijkt me met een mijnbeambte met witte boord. Maar gister vertelde mijn moeder dat vader bij de buren op een feestje, met een gehoorlijk stuk in de kraag, uitvoerig aan het opscheppen was over zijn intelligente zoon!’

JALOEZIE

Sommige mensen groeien op met ernstige twijfel erover of ze de moeite waard zijn. Die twijfel kan veel vormen aannemen Een daarvan is jaloezie. Als ik nou maar een even mooie neus had als Angelique... als ik maar in dezelfde blitse kar naar school werd gebracht... als ik maar met hetzelfde gemak een doelpunt kon scoren... als ik maar die nieuwe Mp3 speler had... als ik maar dezelfde grote mond durfde opzetten tegen de directeur..., ja dan was ik geliefd. In de jaloezie probeert een mens vruchteloos terug te pakken wat hij vroeger te weinig genoten heeft: liefde en achting.
Ik wil zeggen: de apostel Jakobus heeft gelijk in zijn brief. Jaloersheid is een bron van veel kwaad. Ze sticht herrie en onvrede. Ze sticht oorlog. Ik wil eraan toevoegen: jaloezie is niet alleen een bron van kwaad, maar het gevolg van kwaad. De jaloerse mens is zelf een slachtoffer. Die mens heeft de fundamentele zekerheid gemist dat zijn ouders onvoorwaardelijk van hem hielden.

LIEFDE ZONDER VOORWAARDEN

Ook Jezus’ leerlingen leden eronder. Er heerste naijver onder hen. Wie was de beste? Als ze alleen onderweg zijn beginnen ze daarover te twisten. Ze willen scoren. Ze willen geliefd zijn.
En dan openbaart Jezus zijn godsgeheim. Voor God hoef je niet te scoren. Gods liefde stelt geen voorwaarde vooraf. God is voelbaar in de zekerheid dat jij er mag zijn met je beugel, je pruik of pijnlijke knie. Met je stopwoordjes en je stroeve bewegingen. Met je transpiratiegeur. Geen plastische chirurgie is nodig, geen rapport met achten en negens, geen erepodium met brons. Gods liefde is onvoorwaardelijk. En die liefde maakt een mens gezond. Die haalt het beste uit hem wat in hem zit. Niet de vlotste verteller is Jezus’beste leerling. Ook niet de snelste genezer. Maar gewoon iemand die wandelt door de zon, die zijn liedje fluit en van de vogels geniet en die omziet naar anderen. Die mens leeft relaxed in Gods liefde.

VERA IN HET ZIEKENHUIS

Lieve kinderen. Vera lag in het ziekenhuis. Ze was over het hek in de paardenwei gestapt en had geprobeerd om op het paard van Sanne te klimmen, maar dat paard was wild opzij gesprongen en nou lag Vera met een gebroken pols in het ziekenhuis. De juffrouw vertelde het aan de kinderen in de klas. Die begonnen te lachen. ‘Eigen schuld!’ riepen ze. ‘Vera probeert ook alles van iedereen af te nemen en kapot te maken.’ ‘Net goed’ ‘Zal ze leren!’ Vera had al eens de inktpot zogenaamd per ongeluk over de nieuwe witte tas van Jeanien gegooid. En ze werd ervan verdacht een paar flinke krassen in de nieuwe schoenen van Kadja te hebben gemaakt tijdens de gymles. Vera was jaloers op iedereen. Op de krullen van Jessie en het vriendje van Marianne. Ze was ook jaloers op de jongens, als iedereen ademloos toekeek hoe Jeroen met de bal jongleerde, dan liep ze er zogenaamd per ongeluk dwars doorheen. Ze verpeste altijd alles. ‘Net goed’ riepen de kinderen blij. Maar de juffrouw zei: ‘Hoe zouden we Vera kunnen helpen?’ ‘Hmmm?’ ‘Vera hèlpen?’ ‘Ja’, zei de juffrouw. ‘Ik denk dat Vera de hele dag bang is dat wij niet van haar houden.’  ‘Waarom doet ze dan zo stom?’ vroeg Eric. ‘Ze denkt dat wij haar niet lief vinden. En daarom is ze boos en zo wordt het steeds erger. Weet je wat? We sturen een hele grote kaart naar het ziekenhuis en we zetten er allemaal iets liefs op voor Vera.’ Jeanien schreef: ‘Kom maar weer gauw terug.’ Kadja schreef: ‘Word gauw weer beter.’ En Jeroen schreef: ‘Lieve Vera, ik hoop dat je in de toekomst nooit meer over het paard wordt getild.’