Het woord en het brood van de Heer

 

Om van de spijzen te genieten hoeven wij niet al hun ingrediënten te kennen. De kok heeft zijn recept en weet wat hij klaar maakte en hoe. Alhoewel de smaak onderscheiden, de spijzen rustig proeven, hun samenstelling herkennen, dit alles kan het tafelgenot verhogen.

Om te merken dat een bloem mooi is, hoeven we niet al haar kelkblaadjes af te trekken en elke vezel van de plant te ontleden. Dit doet de botanicus. Alhoewel ook hier kan het inzicht over de groei en de ontwikkeling van de bloem onze bewondering voor haar schoonheid doen toenemen.

Zich meer betrokken voelen.

Wij komen geregeld samen voor de eucharistie. Dat doen wij omdat wij het zo gewoon zijn. De gewoonte en de routine staan onze bewuste keuze niet in de weg.

Op deze Sacramentsdag willen we even stilstaan bij de structuur van de eucharistie.  Wij hopen daardoor onze betrokkenheid te verhogen.

De Heer Jezus komt in de eucharistie onder ons aanwezig met zijn woord en in het brood en de beker. “De mis bestaat in zekere zin uit twee delen, namelijk de liturgie van het Woord en de eucharistische liturgie, die zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat ze één daad van eredienst. uitmaken. In de mis wordt immers de tafel bereid zowel van het Woord van God als van het lichaam van Christus, en daaraan worden de gelovigen onderricht en gevoed. Bepaalde riten openen en besluiten de viering” (De eucharistie vieren. Algemene Instructie van het Romeins Missaal, ICLZ 2014 n° 28).

De misviering is een langzaam toegroeien naar de vereniging met God in liefde. Kardinaal Danneels onderscheidt in zijn brochure Tot Zondag? vier stappen, die leiden tot een hoogtepunt. De eerste stap is deze van de kennismaking en dit gebeurt in de openingsliturgie. Daarop volgt in de woorddienst een tijd van confrontatie met Gods woord. De derde stap is het gesprek van hart tot hart in  het eucharistisch hooggebed. De laatste stap is de ontmoeting in de communie.

De eucharistie begint met een kruisteken en een begroeting. Zij eindigt met een zending en een zegen. Een gedeelte van de viering speelt zich af aan de lezenaar (ambo) en een ander deel aan het altaar. Wij horen een afwisseling van stemmen. De priester bidt een aantal teksten. De lector heeft een inbreng. Een koor zingt. De aanwezige gemeenschap zegt samen bepaalde gebeden Nu eens zitten wij neer, dan weer staan wij recht of knielen even.

Wij komen samen

De eucharistie is een samenkomst. We vieren ze niet alleen, wij komen daarvoor bijeen in een ruimte. Dit hebben wij van de joden geleerd. Zij vergaderden in de woestijn rond de tent, waarin de verbondsark stond. Zij trokken op naar de tempel in Jeruzalem en zij kwamen op sabbat bijeen in de synagoge. Hun gebed en het onze heeft gemeenschappelijke trekken met dit van alle godsdiensten, waarin mensen smeken en vragen, loven, danken en offeren.

Gods verhaal beluisteren

De vieringen in het Jodendom hielden de herinnering levendig aan wat God voor zijn volk deed. De heilige Schriften, die joden lazen en nog lezen, hebben een plaats in de dienst van het woord tijdens de eucharistieviering. De eerste lezing is bijna het ganse jaar door een tekst uit het Oude Testament. Jezus heeft de dienst in de synagoge gevolgd. Hij heeft in Nazareth de synagoge bezocht en Hij heeft er de Schrift uitgelegd. Hij heeft daar gezegd dat de beloften uit de Schrift door zijn optreden in vervulling gaan (Lc. 4,14-30).

Wanneer wij samenkomen is het vooral Jezus die ons in de Schrift tegemoet komt. Hij neemt het woord in het evangelie. Wij omgeven dit evangelieboek met veel eerbied.

Het paasmaal vieren

De joden baden in het gezin en zij doen dit nu nog. Zij zijn van oudsher vertrouwd met de huisliturgie. Zij aten in de paasnacht het paaslam en dit was een biddend gebeuren. De huisvader las er uit de Schrift en sprak dank- en zegenbeden uit. Jezus heeft de avond vóór zijn sterven het paasmaal gehouden. Die allerlaatste avond, toen hij het brood brak, heeft hij gezegd: “Dit is mijn lichaam.” Wanneer hij de beker liet rondgaan, zei hij: “Dit is het bloed van het verbond dat vergoten wordt voor velen” (Mc. 14,22-24).

De leerlingen hebben doorheen Witte Donderdag en Goede Vrijdag begrepen dat Jezus het ware paaslam was. Zij hebben nadat hij verrezen was, dit gevierd toen zij samenkwamen, wellicht in een of ander huis. Daarnaast bleven de leerlingen in Jeruzalem naar de tempel gaan.

In trouw aan de gebaren en de daden van de Heer

Paulus heeft ons het oude schriftelijke getuigenis achtergelaten over de instelling van de eucharistie in een brief, waarin hij de christenen van Korinte berispt om misbruiken, die in hun vieringen geslopen waren.

Zonder moeite herkennen wij in de bondige zinnen over de instelling wat in elke eucharistie nog steeds gebeurt. gaven aanbrengen, het hooggebed bidden, het brood breken bij de communie.

Paulus schreef: “Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam en het na gedankt te hebben het brak en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor u. Doe dit tot mijn gedachtenis’ Zo ook na de maaltijd de beker met de woorden: ‘Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doe dit, elke keer, dat u hem drinkt tot mijn gedachtenis’ (1 Kor. 11,23-25).

Het bereiden van de gaven, het eucharistisch hooggebed - waarin de Kerk God dankt, zijn Geest aanroept over de gaven en  de instellingswoorden herhaalt - en de communie zijn de bijzonderste handelingen van de dienst aan het altaar, de dienst van de tafel. Jezus zelf leidt deze dienst. Hij die het land Palestina doorkruiste, die in Jeruzalem gekruisigd werd en daar verrezen is, komt opnieuw onder ons aanwezig. Dat is een blij maar ernstig gebeuren. “Telkens als gij van dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren totdat Hij komt” (1 Kor. 11,26). Zo bidt de gemeenschap na de consecratie de belijdenis: “Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot gij wederkeert, dat gij verrezen zijt.”

De gastheer

Wij onthouden dat de mis uit twee delen bestaat, de woorddienst en de eucharistie. Deze zijn eng met elkaar verbonden. In beide delen is de Heer Jezus de gastheer, die ons aan zijn tafel samenbrengt rond zijn woord en die ons zijn brood breekt.

Die tafel is volgens de droom van Jezus een heel lange tafel. Alle volkeren mogen er aanzitten. “Zalig die genodigd zijn aan de maaltijd van de Heer.” Wij mogen even goed het beeld gebruiken van een ronde tafel als beeld voor de kerk, waar niemand de eerste of de laatste is, waar niemand op een troon zit behalve die Heer Jezus zelf. De tronende Jezus was degene die eerst zelf dienaar was. Hij heeft dit heel sterk uitgedrukt toen hij de voeten van zijn leerlingen waste.

In een drukke wereld, waar in elke jaargetijde een nieuwe mode zich voorstelt en waarin herhaling verveelt, biedt de Kerk elke week het zelfde eenvoudige schema aan. Zij vraagt van ons een luisterend oor opdat het woord van Jezus ons zou kunnen bereiken. Zit verwacht ons met een ontvankelijk hart voor God die ons het voedsel aanreikt dat onze diepste honger stilt. Zij zendt ons dan weg van de tafel opnieuw naar de wereld om dat het woord van Jezus te beleven en zijn brood te breken in een oprechte levensdienst.

Zo is de eucharistie telkens een wonder van mensen, die het individualisme willen overstijgen om rondom Jezus gemeenschap te vormen.