30e zondag door het jaar B (2012)

Op 11 oktober is het jaar van het geloof ingeluid. Onze bisschop was met een grote groep priesters en gelovigen vanuit het hele bisdom in de basiliek van de H. Liduina in Schiedam.

 

Het jaar van het geloof vindt zijn aanleiding in het feit dat 50 jaar geleden het Tweede Vaticaans Concilie begon. Een van de vele vruchten van dat concilie is de grote wereldcatechismus (link Nederlandstalige versie). Daarover sprak onze bisschop en hij noemde daarin vier hoofddelen: het eerste deel over ons geloof, met als leidraad de geloofsbelijdenis. Het tweede deel gaat over het vieren, de liturgie met het kerkelijk jaar. Het derde deel gaat over het geloof leven, het beleven van ons geloof in het leven van alle dag, in ons omgaan met elkaar. Het vierde deel van de wereldcatechismus gaat over het bidden, als ons gesprek met God.

 

Die vier delen hebben steeds een bepaald uitgangspunt. De geloofsbelijdenis voor het eerste deel. De sacramenten voor het tweede deel. De tien geboden als richtlijn voor het dagelijks leven voor het derde deel en het Onze Vader als oergebed van ons Christenen voor deel vier. Het credo, de tien geboden, de sacramenten en het onze Vader als de belangrijkste leidraad in ons geloof (De preek van de bisschop vindt u op de site van het Bisdom Rotterdam).

 

Vandaag komen we iemand op het spoor die op zijn manier tot geloof komt,  Bartimeüs. Een blinde man, een bedelaar. Zoals andere handicaps is blindheid vaak een oorzaak van isolement. Bartimeüs moet zijn kost verdienen als bedelaar. Zijn blindenmantel, net zoiets als de blindenstok in onze tijd, is zijn beschutting, zijn veiligheid, maar ook het symbool van zijn beperking.

 

Misschien hebt u wel eens meegemaakt dat u iemand rijdt die in een rolstoel zit (of dat u er zelf in zat). De kans is groot dat u iemand tegenkomt en die persoon aan u vraagt wat er met mijnheer of mevrouw in de rolstoel aan de hand is. Alsof de persoon in de rolstoel zelf niet kan antwoorden. Ik hoor wel eens van mensen dat als ze afhankelijk zijn geworden door wat voor handicap ook, ze plotseling niet meer serieus worden genomen.

 

Vandaag is er ook zoiets met Bartimeüs. Hij moet vragen wat er aan de hand is. Niemand neemt hem mee, niemand ziet hem, hij is een vast onderdeel van het straatmeubilair geworden. Geen voorbijganger die eraan denkt dat de Boodschap van Jezus ook en juist voor hem bestemd is. Bartimeüs moet zelf in actie komen om verder te komen. Maar als hij reageert, wordt hij afgesnauwd door de omgeving. Toch is dat niet helemaal vreemd. Bartimeüs roept: “Zoon van David.” Dat is een geuzennaam voor Jezus. Een gevaarlijke naam, zeker wanneer de Romeinen in de buurt zijn, maar ook als zij niet in de buurt zijn, want er zijn genoeg mensen die het bereid zijn door te vertellen.

 

De mensen die vanuit Jericho met Jezus meetrekken blijven aan de veilige kant. Jezus van Nazaret, Jezus de Nazarener komt voorbij. Ze willen geen risico lopen. Maar Bartimeüs roept hard: Jezus, Zoon van David. En dat is gevaarlijk.

 

Het valt op dat Bartimeüs dit zo luid roept en de anderen niet. Dat heeft ongetwijfeld met zijn geloof te maken. Door zijn isolement en door zijn beperking heeft Bartimeüs andere dingen gehoord dan de anderen. In zijn kwetsbaarheid en beperktheid, heeft hij bovendien heel andere prioriteiten dan de mensen in zijn omgeving. Hij heeft niets te verliezen, hij heeft alleen maar te winnen. Wat hij hoort over Jezus is niet zomaar iets. Lammen lopen, doven horen, doden staan op. Wie anders kan dat zijn dan de Zoon van David.

 

We hebben in ons geloof grote voorbeelden van geloof, zoals Abraham in het Oude Testament en Maria, de Moeder van de Heer, in het Nieuwe Testament. Maar ook Bartimeüs is zo'n voorbeeld van geloof.

 

Het is ook mooi om te zien hoe die vier onderwerpen waar de bisschop over sprak in dit Evangelie terugkomen. Bartimeüs spreekt in één zin zijn geloof uit en hij bidt tegelijk als hij zegt: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” ‘Zoon van David’ is zijn geloof. ‘Heb medelijden met mij’, is zijn gebed. “Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe.” Zoiets doen wij als we liturgie vieren. We laten ons oude leven achter ons, we weten ons door het doopsel bekleed met Christus en we komen samen om Hem te ontmoeten. En dan staat er aan het slot: “Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.” Daar is zijn leven veranderd, daar begint zijn navolging van Jezus in het leven van alle dag. Geloof, liturgie en sacramenten, Jezus navolgen in het dagelijks leven en God ontmoeten in het gebed. Vier dimensies die in het jaar van het geloof onze aandacht vragen.

 

In onze tijd lijken we als Kerk steeds kleiner te worden. We staan in een maatschappij die soms wel, maar vaker niet over Jezus wil horen. Misschien kunnen we van Bartimeüs leren om los van wat de omgeving zegt, toch te blijven getuigen. Wel vermoed ik dat we pas net zo vrijmoedig worden als ook wij ervaren hoe hard we Jezus nodig hebben. Als wij onze eigen handicaps onder ogen zien, kunnen we hem aanroepen als onze Heer, wat de omgeving ook zegt. Want als God aan het werk gaat en de omgeving ziet het gebeuren is de kans groot dat ook in onze wereld mensen zeggen: “Heb goede moed, Hij roept u.” Met andere woorden, dat ook de omgeving weer oog en oor krijgt voor de boodschap van Jezus. Amen.