Gekomen om te dienen (2009)

Tot na de tweede wereldoorlog waren priesters, paters, broeders en zusters geen uitzondering.  Dorpsgenoten waren niet zo verwonderd over hun keuze.  Ze hadden er waardering voor en zeiden wel eens aan een jongen of een meisje die kozen voor het seminarie of voor het klooster.  "Je hebt gelijk, je broodje is gebakken."  Waarop een oudere priester zei dat we dan mochten antwoorden "Het zal toch maar een roggebroodje zijn."  

Er was enig gemak verbonden aan die keuze, al ziet een buitenstander slechts uiterlijke aspecten.  Een aantal zorgen werden ons ontnomen.  Toekomstplanning, sociale promotie hebben bij een aantal meegespeeld.  Lang voor de democratisering van het onderwijs heeft het uitzicht op roeping mensen vormingskansen gegeven.

In het Duitse taalgebied worden de mysteries van de rozenkrans anders aangekondigd dan in het Nederlands.  De titel van elk mysterie wordt ingelast in het Weesgegroet zelf.  "Gezegend zij de vrucht van uw lichaam, Jezus, die voor ons is mens geworden, die voor ons gegeseld is geworden (gegeiselt)."  Een Zwitserse pastoor had er een mop over en zei dat er families waren, die baden: "der für uns geistlich ist geworden";"Die voor ons geestelijke is geworden."  Hij wou hiermee hij zeggen dat de familie er goed bij vaarde.  Priesters in Afrika zijn soms in hun apostolaat geremd door een te grote invloed van hun familie. 

Een lange inleiding om bij de carrièreplanning van de twee zonen van Zebedeus te komen.  Zij verrassen zowel hun metgezellen als de jonge kerk doordat zij bij Jezus komen met de vraag naar een heel goede plaats.  Het valt op dat Jezus tamelijk meegaand is met die twee.  Hij aanhoort hun vraag en peilt naar hun bereidheid.  Hij laat hun de moeilijkheden horen die hun te wachten staan.  Als jonge idealisten achten ze zich tot alles in staat.  Vanuit de hoop op een vaste benoeming zijn kandidaten nogal bereid een grote inzet te beloven (voor een korte tijd althans).  Jezus heeft door lang met hen te spreken hen wellicht doen inzien dat die schone plaats er niet zou komen.  Hij heeft ondertussen zeker laten verstaan dat voor hem de tocht naar Jeruzalem een lijdensweg zou worden, dat daar het doopsel dat hij bij de Jordaan ontvangen had zou voltooid worden door het plengen van zijn bloed. 

Jezus toont zich terughoudend om hun de uiteindelijke beloning toe te zeggen.  Het is alsof het niet aan hem toekomt en hij niet het allerlaatste woord heeft.  Getuigt dit alweer van diezelfde bescheidenheid als toen hij de lof van de rijke afwees en niet wou dat hij als Goede Meester zou worden geprezen?  Of geeft Jezus aan dat God anders werkt dan onze berekeningen en verwachtingen?  "Het verkrijgen, aan de overkant van het alles vragen en alles geven, ligt verborgen in God zelf.  Dit is geen laatste mystificatie, maar de duidelijke verzekering hoe de orde van het gratuite waartoe men toegang krijgt dankzij een overgave zonder enig voorbehoud, zelf door en door gratuit en onvoorspelbaar blijft.  Wie aan de overkant uitkomt, vraagt niet meer of hij rechts of links van de troon mag zitten.  Bij God is geen links of rechts, geen dichtbij of veraf, want bij Hem zitten allen op de ereplaats, zoals ook allen spontaan de ereplaats aan de ander - de eerste de beste! - afstaan.  De gestelde vraag valt aan de overkant dus in het niet" (B. Standaert, De Jezusruimte, p. 67-68). 

De vraag van de zonen van Zebedeus is toch pijnlijk omdat ze komt na de derde lijdensvoorspelling van Jezus.  Wat zijn ze "dur de comprenure!"  Jezus gaat daarop aan gans de groep nog eens duidelijk stellen hoe hij zijn zending opvat.  Hij kiest niet voor ereposten, maar stelt het dienen voorop.  "De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en om zijn leven te geven als losprijs voor velen."  Hij weet zich verbonden met velen, verweven met het lot van mensen.  Hij is overtuigd dat zijn leven in dienstbaarheid heil brengt aan anderen. 

Het antwoord van Jezus aan de geldingsdrang van de twaalf bevat een duidelijke politieke allusie.  Wellicht de enige die zo duidelijk is in het evangelie.  Hij stelt het misbruik aan de kaak van de machtigen die hun macht misbruiken.  Jezus wordt zelf slachtoffer van dat politiek geweld.  Zijn leerlingen mogen de weg van de ijzeren vuist niet gebruiken.  Zij zullen een contrastgemeenschap zijn, waar dienen voorop staat (J. Gnilka, Jesus von Nazaret, p. 238).  Dit is de grondwet die Jezus uitvaardigt voor de gemeenschap van broeders en zusters die zich onder God willen plaatsen.  "Het wederzijds dienen naar het voorbeeld van Jezus (Mc. 10,45) staat tegenover elk streven naar macht in de wereld.  God wil dat alle mensen bevrijd worden van onderdrukking en onrechtvaardigheid.  Het principe dat Jezus verwoordt, wordt een uitdaging voor het aards-menselijk denken en een aanklacht tegen elke staat die zijn macht misbruikt, welke concrete vorm die staat ook heeft.  Door zijn verkondiging, die afgestemd is op de bevrijdende heerschappij van God, relativeert Jezus elke binding aan een bepaalde aardse machtsvorm.  Waar een staat zijn macht in dienst stelt van de gemeenschap, staat hij in dienst van God en mag respect en gehoorzaamheid eisen" (Leven vanuit het Geloof.  Leidraad voor het toegepast christen zijn, p. 262). 

Met weinig woorden en veel daden heeft de heilige Damiaan beleefd wat dienen beduidt.  "Ik vind mijn grootste geluk de Heer te dienen in zijn arme en zieke kinderen die van de andere mensen verstoten worden."