Over trouw gesproken

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Hij stond midden in een kring - zoals gewoonlijk gaf hij weer onderricht. En ik nam hem terzijde (of hij mij: je weet het nooit bij hem).
‘Jezus', zei ik, ‘ik wil nu wel eens antwoord. Mag een man zijn vrouw verstoten? En mag een vrouw haar kerel het huis uit zetten?' ‘Waarom zeg je: mag?', was de tegenvraag van Jezus. ‘Mág je liefhebben? Mág je haten? Moet ik dat voor jou beslissen? Laat je je meest eigen relatie afhangen van een buitenstaander, van mij? Moeten jouw diepste gevoelens bepaald worden door een ander? Wat verwacht je van mij?'
Enigszins verbouwereerd stamelde ik: ‘Maar mensen hebben toch richtlijnen nodig: regels, normen, wetten? Duidelijkheid, dat verwacht ik van jou'.
Hij weer: ‘Omdat mensen hardleers zijn en eelt hebben op hun ziel, hebben ze regels nodig. Omdat ze niet meer weten wie ze zijn, waar vandaan en waar naartoe, hebben ze normen en wetten nodig. Omdat ze zelf geen licht meer geven, hebben ze lampen nodig. Maar liefde is oneindig veel meer dan afspraak en richtlijn; liefde vang je niet in plichten en rechten'.
Ik moest hem gelijk geven. Ik dacht terug aan onze huwelijkssluiting. De ambtenaar las toen voor uit het Burgerlijk Wetboek: ‘Echtelieden zijn elkander liefde en trouw verschuldigd'. Ik weet nog hoe wij zaten te grinniken, niet vanwege dat ‘liefde en trouw', maar vanwege dat ‘verschuldigd', een belachelijk woord in het kader van liefde, zoals wij toen haarfijn wisten.
Maar ik gaf niet op. ‘Jij was toch zelf aldoor bezig met onderricht, met oude regels en nieuwe richtlijnen? En je weet toch hoe de mensen zijn, hoe kwetsbaar ze zich in een verhouding storten, en hoe de sterkste partij daar weer misbruik van maken kan? Wij waren juist zo blij met jouw nieuwe invullingen'.
Hij zweeg. Het was alsof zijn lichaam verstijfde, maar in zijn keel zag ik iets bewegen, en zijn ogen liepen vol tranen. Na lange tijd zei hij, zacht: ‘Soms zou ik willen dat ik niets gezegd had. Of dat mijn woorden niet waren opgeschreven. 0, mijn God: zoveel pijn, zoveel onheil, om wat ik zei toen ik op de proef werd gesteld. Mijn concrete antwoord verheven tot absolute eeuwige waarheid, weggerukt uit de werkelijkheid'.
Zijn verdriet kreeg ruimte en groeide uit tot woede. ‘Mijn woorden', zei hij, ‘vielen in handen van regelaars, moraaltheologen, bisschoppen, dominees en andere mij onbekende grootheden; mijn woorden werden tot voorschriften en wapens. In mijn naam zijn mensen gekneveld en gekerkerd, klein gehouden en vernederd, is hun liefdesplezier vergald en hun liefdespijn verdubbeld. Verdomme, en het gaat maar door. Ik wilde het zout in de pap strooien, het werd bijtend zout in de wonden van gekwetste mensen'.
Nu was het mijn beurt om te zwijgen. Verbaasd, ontroerd, eerbiedig. Ik weet hoe er geworsteld wordt in relaties van allerlei kleur en soort. Ik zie om me heen officiële en niet-officiële verhoudingen verzanden in strakke kleurloosheid, uitlopen op dodelijk zwijgen, of uitbarsten in haat zonder weerga. Ik weet niet wat het ergste is, ik weet wel dat de kerken het meestal nog erger maken. Geloven doet pijn, geloven in kerkelijk verband doet extra pijn. ‘Wat bedoelde jij dan eigenlijk?', vroeg ik toch nog.
‘Ik wilde alleen maar iets eenvoudigs zeggen', zei hij. ‘Uiteindelijk alleen maar dit: Wat er ook aan donker geschiedt - ontrouw, gijzeling, chantage, woordbreuk, mishandeling - het eerste woord, de grondbedoeling, was ‘licht'. Wat er ook gebeurt tussen mensen: de bedoeling, ooit en nog is ‘trouw'.
‘Ah', wist ik, ‘de trouw tussen man en vrouw. Huwelijkstrouw, geen overspel en zo'.
‘Veel breder', corrigeerde hij mijn institutionele hetero-denken (wat klonk zijn stem vermoeid). ‘Veel breder: trouw tussen mens en mens, trouw aan zovelen, aan je kinderen en je ouders, aan je buurvrouw en een hongerkind in Rwanda. Trouw aan jezelf en aan wat je bent en worden kunt, dat ook en vooral. Het model voor al die trouw is ieders meest eigen liefdesverbond, dat wel. Dat mensen elkaar uit het hart gegrepen zijn, dat is het licht van den beginne, daaraan wilde ik herinneren. Meer niet. Maar alles is verdraaid; de kleurenrijkdom van het visioen vervaalde tot een fiets bloemetjesbehang met voorspelbare patronen'.
‘Wat nu?', vroeg ik.
‘Terug naar dat oerverhaal', zei hij. ‘Lezen en leren. Gods woord laten spreken, je hart laten spreken. Terug om vooruit te kunnen'.

We gingen zitten. Maria van Magdala voegde zich hij ons, en Johannes en nog een paar leerlingen. En voor het eerst van mijn leven leerde ik het verhaal van de schepping lezen als een toekomstdroom, geschreven in termen van verleden tijd, vervlochten in de netwerken van mijn heden. Persoonlijke verhalen, liedjes en gedichten kwamen naar boven en gingen meedoen. Ik raakte bevrijd, ik ging open.
Voor het eerst, bijvoorbeeld, las ik niet ‘een hulp die bij hem past', maar wat er stond: ‘een hulp hem tegenover'. Niet een hulpje dus in de huishouding of anderszins, geen excuu-truus of aanvullende voorziening, maar een gelijkwaardige partner die tegenspreekt en uitdaagt. Niet enkel een antwoord, maar ook een vraag. Een ander die echt anders is.
‘Zo ontvangt een mens zijn of haar naam', peinsde Johannes hardop.
‘Ja', juichte ik, ‘voor wie ik liefheb, wil ik heten. 0 noem me bij mijn diepste naam' (ik ben nogal een liefhebber van Neeltje Maria Min). Ik raakte enthousiast. ‘Been van mijn gebeente', riep ik, ‘vlees van mijn vlees: zie, mijn gelijke!'.
‘Pas op', zei Maria van Magdala, ‘volgens sommige rabbijnen is zó, met díe claim, de zondeval begonnen: van mij, mijn gelijke. Als iemand uit jou is genomen, betekent dat ook dat ze aan jou voorbij is, verder dan jouw limiet, verder dan jij kon gaan. Dan is er geen pretentie meer en geen bezit. Enkel de vraag: mag ik daar komen, mag ik verder dan mezelf?'
Ik beloofde er een liedje over te maken.

We kwamen bij het einde van het verhaal. Het voorlopige einde, verbeterde Maria. ‘Daarom gaat een man weg bij zijn vader en moeder, en hecht zich aan zijn vrouw'. Nu pas ontdekte ik de beweging in die zin, en het ritme van verlaten en hechten.
‘Eerst het verlaten', zei Jezus bedachtzaam, ‘dan pas het hechten. Eerst echt los en weg van het bekende, dan de nadering van het onbekende. En ook binnen je verhoudingen zal dat de weg zijn: verlaten, steeds opnieuw, en je hechten, steeds opnieuw. Daar gaat het om, die beweging in pijn en hechtenis noem ik ‘trouw'. Het is het ritme van de liefde; je wordt er een mens van'.
Ik overdacht: ‘Daarom verlaten mensen soms hun relatie om zich te hechten aan de toekomst'.
‘Kijk uit', waarschuwde Jezus. ‘Wie ook hiervan weer een voorschrift maakt, heeft er niets van begrepen. Die is hardleers, wijst de beweging af. Die blijft zitten in zijn paradijsje, blijft op zichzelf en dat was nu net verkeerd'.
Ik was opgetogen, heb iedereen gegroet en ben teruggekeerd naar huis. Want enkel van mensen niet alleen naast, maar ook tegenover mij zal ik antwoord krijgen, begreep ik. En dan nog alleen maar als ik vraag wil zijn.