27° Zondag B (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

VERKONDIGING zondag 7 oktober 2012

door Anke Jansen

Genesis 2: 18-24

Hebreeën 2: 9-11

Psalm 128

Marcus 10: 2-16


Wat is bete:  bovenop een berg mediteren, of als pelgrim op bedevaart gaan? Watt denkt u? Welke gedachten komen er bij u op? Wat is beter, het een of het ander? Zitten en pas op de plaats maken of in beweging komen? Mediteren - of bidden - misschien dan wel niet op een berg maar dan toch tenminste op 3-hoog achter in Amsterdam de Pijp. Of is het toch die pelgrimstocht? En misschien denkt u bij u zelf:  ja, hallo zeg, wat is dit nou weer voor een vraag? Dat hangt er maar helemaal van af! Van de situatie, de omstandigheid, van het waar, wanneer, het hoe en waarom,  en – eventueel - met wie.

Deze vraag naar wat beter is, werd me 6 jaar geleden gesteld door een collega op de vooravond van mijn pelgrimstocht naar Compostela. Een mooi cadeau van hem, deze vraag. Een vraag die ik niet gauw vergeet. Een vraag ook die tot nadenken stemt. Want een eenduidig, algemeen geldend antwoord is er niet. Iedere gedachte is even legitiem en even waardevol. En iedere reactie van u hier, doet er toe.

Mediteren of bidden – al of niet bovenop een berg – èn op bedevaart gaan, het zijn twee vormen, twee manieren. Maar tegelijkertijd één in hetzelfde verlangen: dichtbij God te zijn.

Verstokt van hart’, noemt Jezus de Farizeeën in het evangelie van vandaag. ‘Omdat u verstokt van hart bent heeft Mozes u dat voorgeschreven’, zo reageert Hij op de vraag van de Farizeeën (Mc 10: 5). Op de vraag, of een man zijn vrouw eigenlijk wel verstoten mag. Een vraag waarmee de Farizeeën Jezus op de proef willen stellen. Een vraag ook waarmee ze op zoek zijn naar de hen al lang bekende weg.

Want, toen in die tijd was het antwoord op deze vraag heel duidelijk, klip en klaar: JA.
Het mocht. Een man mocht zijn vrouw verstoten. Mits hij haar maar een scheidingsakte meegaf. Zo ging dat in die tijd. In een wereld waarin de man het voor het zeggen had. Gelukkig was er de scheidingsbrief die de vrouw nog enige bescherming bood.

Maar - ‘Verstokt van hart zijn’ - wat is dat eigenlijk?

Is het – ons de ogen sluiten voor de consequenties van ons gedrag en ons afkeren  van de gevolgen daarvan voor anderen, zoals bij de Farizeeën?

Of zijn we ‘verstokt van hart’ wanneer we ons hart niet laten meepraten en zonder mededogen zijn? Wanneer we ons hart afsluiten en niet open staan?

Bent u wel eens ‘verstokt van hart’? Ik helaas wel, moet ik u bekennen.

Jezus is in zijn reactie op de vraag van de Farizeeën meer dan duidelijk. Hij wijst ons terug naar het allereerste begin. ‘Vanaf het begin van de schepping heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn’ (..)‘Wat God heeft verbonden moet de mens niet scheiden’ (Mc 10: 6-9)

Hoe moeten u en ik dat verstaan, in onze tijd, hier en nu? Mogen wij niet uit elkaar gaan? Moeten wij altijd bij elkaar blijven?

Ook als man en vrouw – en in mijn optiek ook man en man, vrouw en vrouw – ook als zij geen eenheid meer zijn? Ook als zij anderszins op geen enkele manier nog iets voor elkaar betekenen,  of kunnen betekenen? Wanneer het niet lukt om elkaar - in liefde - weer terug te vinden?

Wat Gods bedoeling is dat moge duidelijk zijn, maar of wij, u en ik, daar altijd ondubbelzinnig toe in staat zijn, is een heel andere vraag. Waar het dan om gaat is – denk ik – in ieder geval te proberen niet ‘verstokt van hart’ te zijn.  Niet ten opzichte van de ander, en ook niet ten opzichte van onszelf. Want een relatie in stand houden op basis van regels en wetten, macht en eigenbelang lijkt mij geen verbondenheid zoals God die bedoeld heeft. Ook hier zijn de woorden van Jezus volgens mij als bevrijding bedoeld, niet als harde, dwingende, onmenselijke oordelen, wetten en regels.

Daar waar de Farizeeën nog denken en redeneren vanuit het beperkte blikveld van ‘de man’, zet Jezus man en vrouw volstrekt gelijkwaardig naast elkaar.  ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt echtbreuk tegenover haar, en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk’ (Mc 10:  11-12). Eigenlijk zijn deze woorden van Jezus volkomen onlogisch, en daardoor meer dan bijzonder. Want het was toen in zijn tijd voor een vrouw überhaupt ondenkbaar en praktisch onmogelijk om haar man te verstoten.

Maar door dat wat Jezus hier doet, door man en vrouw gelijkwaardig naast elkaar te zetten, verdwijnt het onderscheid tussen die twee – of zo u wilt – verdwijnt de ongelijkheid en het machtsverschil. Daardoor wordt onze blik ondubbelzinnig naar God getrokken. Naar de Ene, de Eeuwige,  onze Oorsprong.(Heb 2: 11). Dat raakt mij. Daar word ik blij van.

De rib die uit ons - de mens - is weggenomen en vlees is geworden in de ander – man of vrouw – is geen legitimatie voor ongelijkheid, maar een handreiking naar elkaar(Gen 2:21).

Wij hebben elkaar en elkaars blik nodig om te worden die we zijn. Man en vrouw, man en man, vrouw en vrouw. En wat ons naar elkaar op gang brengt is het verlangen om voor de ander en anderen van betekenis te zijn. Betekenisvol in onze kracht èn in onze kleinheid.

Ik verzeker jullie wie het koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, komt er beslist niet in’, zegt Jezus in het laatste deel van het evangelie (Mc 10: 15) . Het zijn de kinderen, de minsten van de minderen, de kleinen en de weerlozen, die Jezus omarmt en de hand oplegt.

Voor Hem doen ze ertoe, die kleinen en weerlozen. Hij ziet de kinderen, de kleintjes staan.

Hij ziet het meisje dat als klaar-over het verkeer laat stoppen. Het meisje in de prachtig mooie rode jurk met de witte aardbeitjes. En ook de jongen die droomt van ridders en kastelen. Hij ziet haar, het meisje dat samen met de andere kinderen uit de straat in het schemerdonker van een novembermaand, meebouwt aan hun eigen stenen stad. En ook het kind dat zich veilig en geborgen weet op de schoot van haar moeder, ziet hij.

Hoe onze jeugd ook geweest is, we hebben allemaal wel eens een dergelijk moment van intens geluk ervaren. Van je gezien, van je bijzonder, je geliefd, veilig, onbekommerd, samen en geborgen voelen. Daar gaat het om.

Mogen wij, u en ik -  zittend op een berg of onderweg – mogen wij als volwassenen die ervaringen niet vergeten in de turbulentie van alledag, èn in de omgang met elkaar. Opdat wij Zijn Koninkrijk mogen ontvangen op de wijze van een kind, ontvankelijk, vol verwondering en open, opdat wij daar binnen mogen gaan. Moge het zo zijn. Amen.