‘Wie een van de geringen die in Mij geloven van de goede weg afbrengt, zou beter af zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee gegooid werd.’
Zusters en broeders, dat zijn keiharde woorden die we van Jezus niet gewoon zijn. Het zijn immers woorden die direct ingaan tegen een leefregel die Hij beklemtoont: ‘Oordeel niet, dan zal er niet over u geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zult gij niet veroordeeld worden.’ Het is dus duidelijk dat de uitspraak over die molensteen niet letterlijk mag genomen worden. Dat geldt trouwens ook voor wat erop volgt. Nee, we moeten een van onze handen en voeten niet afhakken en een van onze ogen niet uitsteken om beter te kunnen leven. Wat Jezus bedoelt is dat we onze handen niet moeten gebruiken om foute dingen te doen, om te stelen, om geweld te gebruiken, om vreselijke dingen als wapens en drugs te maken. En onze voeten moeten we niet gebruiken om slechte wegen te gaan. Wegen van egoïsme, van onverschilligheid, van natuurmisbruik, van vernietiging. En net zo min moeten we onze ogen gebruiken om op zoek te gaan naar rijkdom, naar kwade dingen bij onze medemensen, zodat we hen kunnen veroordelen. Nee, dat moeten we allemaal niet doen, integendeel, we moeten proberen handen, voeten en ogen van God te zijn, zodat we goede wegen gaan. Wegen van liefde en vrede, van hulpvaardigheid en begrip. En ook de wegen van barmhartigheid die God ook met ons gaat.
Dat zijn de wegen die Jezus zijn medemensen probeert aan te wijzen, en dat hebben zijn apostelen niet echt begrepen. Vandaar hun negatieve reactie wanneer ze zien dat iemand die niet in hun groep behoort, toch Jezus’ boodschap verkondigt. Dat kunnen zij niet toelaten, want zij hebben alles verlaten om Jezus te volgen, dus moeten zij die niets hebben achtergelaten hun plaats niet innemen.
En eigenlijk is dat een heel menselijke en heel herkenbare reactie. Want wie is er blij mee als iemand anders profiteert van het vele werk dat hij of zij gedaan heeft? Dag en nacht hebben ze gewerkt, al hun vrije tijd hebben zij opgeofferd om iets moois en zinvols te bereiken, en nu gaat iemand anders met de pluimen lopen. Nee, daar kan niemand blij om zijn.
‘Wie niet tegen ons is, is voor ons’, brengt Jezus daar heel rustig tegen in, en daarmee verwoordt Hij een levenshouding die helemaal aansluit bij ‘Oordeel niet en gij zult niet geoordeeld worden’ Zoek dus het goede in je medemensen, ook als je niet blij bent met wat ze doen of niet doen..
Zusters en broeders, als we dat altijd zouden doen, als we dus altijd het goede zouden zoeken in onze medemensen, zou onze samenleving veel aangenamer en veel menslievender worden. Maar we weten dat dit niet het geval is. Dat onze samenleving dus bijlange niet altijd aangenaam en menslievend is. Daaraan wordt vandaag trouwens speciaal aandacht besteed, want het is de ‘Werelddag van migranten en vluchtelingen’. Een werelddag voor de tientallen miljoenen mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, zieken en gezonden, gekwetste en mishandelde mensen zonder hoop op een waardig leven. Na wat we hoorden in het evangelie, kunnen we ons afvragen hoe wij reageren op al die vreemdelingen. Doen we zoals Johannes en zeggen we: Nee, niets daarvan? Of volgen we Jezus, die aandacht heeft voor alle mensen, en die zegt: ‘Alles wat gij gedaan hebt voor de geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan.’ Laten we proberen Jezus te volgen, hoe moeilijk dat soms ook kan zijn, want wat we aan de geringsten van onze medemensen hebben gedaan, hebben we ook aan Hem gedaan. Amen.