26e zondag door het jaar B - 2021

‘Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp. Mijn heer, dat moet u hen verbieden.’ ‘Meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten omdat hij geen volgeling van ons is.’

Zusters en broeders, zo klinkt het in de eerste lezing en in het evangelie, en hoe oud die woorden ook zijn, ze zijn heel herkenbaar. Want ook vandaag worden mensen uitgestoten omdat ze niet tot een bepaalde groep behoren. Dat begint al op zeer jonge leeftijd. Kinderen horen op school of in de vrije tijd vaak niet bij een groep omdat ze anders van kleur zijn, een andere taal spreken, oude kleren dragen, geen snoep hebben, en je kan zo blijven doorgaan, want kinderen hebben heel veel normen om elkaar te aanvaarden of uit te stoten. En dat verandert niet met ouder worden. Vaak worden volwassenen gepest of uitgestoten op het werk, op de trein, op straat, en opnieuw kan je blijven doorgaan, want er zijn zoveel schijnredenen om niet met mensen te willen omgaan omdat ze er zogezegd niet bij horen. Dat merken we zelfs in onze Kerk: vrouwen kunnen geen priester en zelfs geen diaken worden, getrouwde mannen kunnen evenmin priester worden, maar wel diaken, en leken hebben zo goed als niets te zeggen, want veel kardinalen, bisschoppen en priesters denken nog altijd dat zij de Kerk zijn en dat alleen zij de richting aanwijzen. Spijtig genoeg met alle negatieve gevolgen van dien.

Mozes en Jezus denken daar heel anders over. ‘Ik zou willen dat heel het volk profeteerde’, zegt Mozes, en Jezus zegt: ‘Wie niet tegen ons is, is voor ons.’ Dus zeggen zij tot ons: ‘Veroordeel niet, maar kijk naar het goede dat mensen doen die niet tot je groep behoren. God is immers geen monopolie voor katholieken, maar de Schepper van alle mensen. Zijn Geest kan dus in alle mensen werken. Het zijn dus zeker niet alleen katholieken die voor zieken zorgen, die aandacht hebben voor mensen in nood, die armen helpen, die opkomen voor het milieu en de natuur, die liefdevol en vol zorg met hun medemensen omgaan.’

Vandaag wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan die mensenliefde, want het is de Werelddag van de migrant en de vluchteling, en als er één groep is die er vaak niet bij hoort, zijn het wel de tachtig miljoen vluchtelingen die de wereld doorkruisen. Mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen, zieken en gezonden, gekwetsten en mishandelden: allemaal mensen zonder hoop, zonder zicht op een waardig leven. Maanden geleden al, begin mei, publiceerde paus Franciscus zijn boodschap voor deze Werelddag. Daarin riep hij op om samen op weg te gaan, want als kinderen van God zijn we met zijn allen een ‘wij’, en geen ‘wij en zij’. Laten we dus samen de menselijke familie weer bij elkaar brengen om samen een toekomst van vrede en gerechtigheid op te bouwen en ervoor te zorgen dat niemand achterblijft, zo spoort de paus ons aan.

Het is een aansporing die perfect aansluit bij de boodschap die we vandaag in de eerste lezing en in het evangelie horen, en die boodschap is: aanvaard dat je medemensen je zusters en broeders zijn. Aanvaard dat ze anders kunnen zijn dan jij. Dat ze anders doen en denken dan jij. Jezus wijst uitdrukkelijk op de gevolgen als je dat niet aanvaardt. Dan gebruik je je handen niet om goede dingen te doen en om je medemensen te helpen, maar om ze kwaad aan te doen. Dan ga je slechte wegen op: wegen van egoïsme en harteloosheid, Dan zie je het goede niet in andere mensen, maar heb je alleen oog voor het negatieve, het boosaardige, want dat is de weg die je dan volgt. Gebruik je handen dus alleen om goede dingen te doen, je ogen om vol zorg uit te zien naar je medemensen,  en je voeten om te gaan naar mensen in nood. Dat vraagt Jezus uitdrukkelijk.

Zusters en broeders, in de eerste lezing zegt Mozes: ‘het zou goed zijn als de Heer zijn Geest op ons legde’, want dan zou zijn Geest in ons werken. Dan zouden we geen hart van steen, maar een hart van goud hebben voor al onze medemensen. Dan zou de wereld een schat van een aards paradijs worden, waar we met zijn allen zouden van genieten, en dat is een heel mooie droom. De droom die de Heer onze God ook had bij zijn schepping. Laten we ons inzetten voor die droom, met open ogen en een hart van goud. Amen.