Wie zeggen de mensen dat ik ben? (2009)

Wie zeggen de mensen dat Ik ben, vraagt Jezus vandaag aan zijn leerlingen. Het roept bij mij, en misschien ook wel bij u, direct de vraag op: wie zeggen de mensen dat ik ben? Hoe kijken mensen tegen mij aan? Die vraag kan zo bepalend worden dat mensen gaan leven naar het beeld dat anderen van hen hebben. Constant voldoen aan de verwachtingen van anderen. Het gevaar is dan niet denkbeeldig dat je in wezen niet jezelf durft te zijn en dat kan je onvrij maken. En dus zou dan de volgende vraag kunnen zijn: Wat drijft mij /ons ? Waaruit leven wij ? Wat geloven wij ?

Wie zeggen de mensen dat ik ben? De eerste antwoorden die de leerlingen geven zijn al onthullend. Ze duiden erop dat Jezus heel vertrouwd overkomt bij de mensen. Hij staat in één lijn met de grote figuren uit de traditie. Ze zien in Hem iemand die namens God spreekt. De leerlingen verwoorden wat `men' zoal zegt. Het blijft voor Jezus/Marcus te vaag. Hij wil het antwoord horen van hen die Hem echt hebben meegemaakt, die met Hem opgetrokken zijn en van wie je mag veronderstellen dat ze Hem kennen. Weten zijn leerlingen eigenlijk wel wat Jezus ten diepste beweegt?
Namens de anderen gaat Petrus op de vraag in: `Gij zijt Christus, de Messias.' Hij legt een getuigenis af van hoop en vertrouwen. Jij bent degene op wie we al eeuwen wachten, met jou is de tijd van God aangebroken, die ons vreugde schenkt. Want wij hebben gezien hoe jij eenvoudigen beschermd, hoe jij machtelozen en uitgestotenen bevrijdt, hoe jij tranen droogt van wie verdriet heeft. Een prachtige belijdenis, maar hij wordt in de kiem gesmoord.

`Ga weg satan, terug!' Wat is er aan de hand? Jezus spreekt met zijn leerlingen over zijn missie. Hij vertelt hun dat trouw zijn aan deze missie niet zonder risico's is. Integendeel: Jezus is er zich meer dan goed van bewust dat trouw zijn aan het Woord van God, trouw aan de mensen dus, Hem wel eens zijn leven kan kosten. En daar wil Petrus niet van weten.
Zijn Jezus kan toch niet zomaar ten prooi vallen aan de woede en de willekeur van de overheden? Daar zal hij wel eens een stokje voor steken. Dan maar wat minder aandacht voor de kleine mensen en wat meer aandacht voor hen die de macht hebben, om zo de status quo te handhaven. Iets diplomatieker dus, zou je kunnen zeggen. Maar Jezus wil daar niets van weten. Geen concessies aan zijn opdracht. Niet om regels, om wetten, maar om mensen is het God te doen.

Petrus was de eerste die wel een beetje wou sjoemelen. En hij was niet de laatste. Tot in onze dagen lijkt het alsof de zorg voor mensen soms moet wijken voor het handhaven van kerkelijke wetten, regels en geboden die machthebbers in de loop van de eeuwen geformuleerd hebben. Maar gelukkig zijn er ook altijd weer leiders die weet hebben van dat oude Woord, van Gods belofte en vooral van Gods liefde. Ik herinner mij van monseigneur Bluijssen de uitspraak: `Als de kerk niet menselijker wordt, zullen de mensen niet kerkelijker worden. Als de kerk namelijk niet dient, dient ze tot niets.'

Wie mijn volgeling wil zijn, zegt Jezus tegen zijn leerlingen en dus ook tegen ons, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Voor ons (te) grote woorden die gemakkelijk tot misverstand leiden. Wat betekent dat kruis van het volgen?
Vaak heeft de kerk het ingevuld met `offer', met `zelfkwelling', met `ascese', geestelijke krachtpatserij. Maar jezelf verloochenen is niet jezelf kwellen. Jezus' boodschap is er geen van zelfvernietiging, maar van bevrijding. Het kruis van u en mij heeft niets met zelfkwelling te maken. Het gaat niet om het lijden dat ons, vroeg of laat, overkomt. Voor iedereen dient zich vroeg of laat het kruis aan, in de vorm van verdriet of pijn, psychisch of lichamelijk. Het is waar dat vele christenen het lijden dat hen treft heel moedig dragen en dat het geloof daarbij een bron van kracht is. Zelf heb ik dat afgelopen week weer ervaren toen ik als brancardier met honderden oudere en zieke pelgrims in Lourdes was. `Door mijn geloof kan ik weer een tijd vooruit' verzuchten veel mensen dan. Toch bedoelt Jezus, volgens mij, met het `kruis' hier nog iets anders. Het is ook niet het kruis dat mensen elkaar aandoen, al zou de wereld er heel anders uitzien als mensen elkaar niet zouden kruisigen.

Het kruis waarover Jezus spreekt, is het kruis dat je ontvangt als je hem gaat volgen. Aan de liefde zal men je kennen, zegt Jezus, maar dan krijg je vanzelf de lasten en leed van anderen te dragen. Wie liefheeft wordt gevoelig voor het lijden van anderen. Wie enkel op zichzelf bedacht is, ziet het leed van anderen niet. Je kijkt eraan voorbij en je ziet zelfs het leed niet dat jijzelf veroorzaakt.
Wie liefheeft krijgt niet alleen het levenslot van de ander te dragen. Nee, je wordt dan uitgenodigd de ander zelf te dragen. Wie liefheeft wordt uitgenodigd om te vergeven. Wie vergeeft draagt de ander. En vergeven is misschien wel het zwaarste kruis van iedere volgeling van Jezus, ook van ons dus. We bidden het zo weer: `Vergeef ons onze schuld zoals wij ook aan anderen hun schuld vergeven.'

Jezus roept ons op God en zijn Rijk te zoeken en er te zijn voor de ander. Daarvoor moeten we het juk van Jezus op onze schouders nemen: de liefde. De liefde die ons het lijden van de ander laat zien en die ons helpt dat lijden te dragen, de ander te dragen. Die liefde laat ons zien waar de kruisen staan in deze wereld, ver weg, maar ook heel dichtbij, ook in Tiel.

En dan opnieuw de vraag: wie is Jezus voor mij, voor ons? Wat drijft ons ? Waaruit willen wij leven?
Uiteindelijk gaat het er niet om dat wij leven naar het beeld dat anderen van ons hebben. Uiteindelijk gaat het erom dat we het leven van Jezus als richtingwijzer hanteren. Als we kiezen voor die richting, als we ons laten leiden door de Geest van Jezus Christus, begeven we ons op de weg waarop we God zullen vinden; in onze medemens, in onszelf.
Immers, `de zuiveren van hart zullen God zien!'