Het beloofde land (2006)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden

Broeders en zusters in Christus,

We lezen vandaag uit het laatste hoofdstuk van het boek Jozua. Jozua die door Mozes aangesteld is als zijn opvolger. Hij zal het Joodse volk binnenleiden in het land van belofte. Het boek Jozua gaat dan ook over het binnentrekken, het veroveren en verdelen van het land Kanaän.
Het volk had veertig jaar eerder al bij de grens van het land gestaan. Mozes had twaalf verspieders uitgezonden om het land te verkennen. Deze waren teruggekomen met verhalen over een sterk volk en grote ommuurde steden.
Twee van de verspieders, Jozua en Kaleb, adviseren Mozes het land toch binnen te trekken omdat zij erop vertrouwen dat het volk met God aan zijn zijde sterk genoeg is voor de verovering. Maar de andere verspieders maken het volk bang met verhalen over reuzen.
En het volk begint te morren tegen Mozes en zegt: waren we maar in Egypte gestorven of in de woestijn.
Omdat het volk niet vertrouwt op God, moet het veertig jaar door de woestijn zwerven totdat de generatie die uit Egypte is weggetrokken, gestorven is, met uitzondering van Jozua en Kaleb. Zij hebben op de Heer vertrouwd en mogen het land binnentrekken. Zelfs Mozes,die weliswaar oud maar nog krachtig is, mag vanaf de berg Nebo het land alleen zien. Voor Mozes blijft het land een belofte. Hij sterft op de berg en God begraaft hem en zijn graf is nooit gevonden.

Voor het boek Jozua geldt wat voor de hele bijbel geldt. Rond historische gebeurtenissen of fragementen daarvan zijn in de loop der eeuwen verhalen ontstaan, aanvankelijk mondeling doorgegeven en veel later opgeschreven en herschreven. Er wordt geen geschiedenis geschreven vanuit een ooggetuigeverslag, maar vanuit een religieueze interpretatie.
Het Joodse volk is weggetrokken uit Egypte en heeft als nomade met het vee door de woestijn getrokken. Zo is het gekomen tot de grenzen van het land Kanaän. Een land waar het goed is om te wonen, met handels-, karavaanwegen uit het Oosten en vruchtbaar land aan de kust. Dit gebied is dan ook bewoond door heel wat volken.
Als het Joodse volk het land binnentrekt, stuit het op verzet van de bewoners. Volken worden uitgeroeid of verjaagd en koningen geëxecuteerd.

Het heeft zeker jaren geduurd voordat de Israëlieten zich in een groot deel van het land gevestigd hebben. De vlakte en de kust konden echter niet veroverd worden omdat het volk dat daar woonde beschikte over ijzeren strijdwagens, de tanks van de Oudheid.
Op grond van deze historische gebeurtenissen is na honderden jaren het boek Jozua ontstaan mede ter ondersteuning van een nationaal gevoel. Volken kijken immers graag terug naar een roemrijk verleden van overwinningen door middel van heroïsche verhalen. En hierbij is de grens tussen historische waarheid en mythe moeilijk aan te geven.

Wanneer het volk in een nieuwe situatie komt, moet het verbond, de band met God opnieuw bekrachtigd worden. De bijbel spreekt al over het verbond met Noach en dan het verbond met Abraham met de belofte vader van een groot volk te worden.
Bevrijd uit Egypte, getrokken door de woestijn, staat het nageslacht van Abraham bij de Sinaï, waar God het grote verbond sluit met Mozes en zijn volk en het de tien geboden ontvangt. Aangekomen bij de grenzen van het beloofde land, in het land Moab, wordt het verbond hernieuwd.
Als het land eindelijk in bezit is genomen en het volk er in rust woont en niet belaagd wordt door vijanden, dan roept de oude Jozua het volk bijeen om het verbond weer te hernieuwen. Juist in de periode van rust en welvaart is het gevaar groot dat het volk God en zijn verbond vergeet.
Jozua herinnert de Israëlieten aan de heilsdaden van God. God die het volk bevrijd heeft uit Egypte, voor het volk uitgetrokken is en het droogvoets gevoerd heeft door de Rode Zee en geleid heeft door de woestijn. Die het ook droogvoets voorgegaan is door de Jordaan en bij het veroveren van het land de tegenstanders van het volk heeft doen vluchten.
Dan stelt Jozua het volk voor de keuze. Wil het de Heer dienen of de goden die de vaderen aan de overkant van de rivier en in Egypte gediend hebben ? Aan de overkant van de rivier wil zeggen: ten oosten van de Eufraat waar Abraham en het Joodse volk oorspronkelijk vandaan kwamen.

In het O.T. zien we dat in een tijdsbstek van honderden jaren het Joodse volk de vele goden achter zich laat en tenslotte overgaat naar het belijden van één God, maar ook steeds weer terugvalt. Dat is ook de grote angst van Jozua.
De verleiding is groot God te vergeten als het goed gaat en niet meer aan de hulp in moeilijke tijden te denken. Daarom moet er bij het verbond steeds gekeken worden naar het verleden met het besef: tot hiertoe heeft de Heer ons gebracht.
Het bewonen van het land is geen eindpunt. Hier wordt het volk op de proef gesteld of het trouw kan blijven aan de ene God temidden van de volken rondom met hun vele goden.

Als Israël in het land woont, beginnen de moeilijkheden pas.
De bijbelschrijvers zien de aanvallen op Israël door de omringende volken en tenslotte de ballingschap als de straf voor het niet nakomen van het verbond van God. Wie het verbond en de wet van God niet nakomt, verliest de bescherming van God en wordt letterlijk aan de heidenen overgeleverd.

Toch zit er naar mijn mening ook een merkwaardige kant aan het boek Jozua. Het laat zien dat de bijbel geschreven is door mensen die soms vreemd over God denken.
Israël trekt een land binnen, verdrijft de bewoners en neemt het in bezit. Dit wordt gerechtvaardigd door te zeggen: dit is het land dat God aan onze vaderen beloofd heeft. En wij hebben bij de verovering God aan onze zijde.
God staat nooit aan de kant van een land dat oorlog voert, ook al noemt het zich " Gods own country". God staat aan de kant van de onschuldige slachtoffers.

Daarom is de begrenzing en verdeling van het land zeker niet letterlijk op te vatten. Het beloofde land zal nooit samenvallen met een geografisch land.
Een land dat niet veroverd kan worden, alleen gezien van verre, zoals Mozes het gezien heeft, maar niet is binnengegaan. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land beërven.
Het mogen beërven van het land is een opdracht die we moeten vervullen.
Al woon je in het land, toch moet je blijven werken aan het beloofde land. Dat betekent het verbond met de ene God bewaren en zijn geboden onderhouden. In één land kunnen wonen met je naaste. Zonen van Izaäk en Ismaël, beiden kinderen van Abraham, in één land in vrede.
Kortom, op weg zijn naar het beloofde land, is op weg zijn naar het land van gerechtigheid en vrede.
Op weg zijn naar het land waar de zwaarden omgesmeed zullen worden tot ploegscharen en de oorlog niet meer geleerd.