Zusters en broeders,
Zoals wel meer het geval is, zouden de verhalen die we hoorden in de lezingen zich vandaag kunnen afspelen. De eerste lezing gaat over zagen en klagen, het evangelie over voorwaardelijk geloof.
Neem het gezaag en geklaag in de eerste lezing. De Israëlieten zijn bevrijd uit de Egyptische slavernij, en ze kunnen terugkeren naar hun vaderland, hun vrijheid, hun eigen leven. Die zekerheid heben ze, maar omdat ze niet onmiddellijk eten en drinken vinden, verkiezen ze de slavernij van Egypte boven de vrijheid, en willen ze in Egypte eten en drinken in overvloed vinden.
En dat is heel herkenbaar. Want ook wij vergeten vaak wat we hebben gekregen, om te zagen en te klagen over wat we niet hebben gekregen.. Dat we niet moeten klagen over onze gezondheid, dat we niet doodarm zijn, dat we een dak boven het hoofd hebben, dat we meestal kunnen genieten van een aangenaam leven, van vriendschap en ontspanning vinden we allemaal heel gewoon en heel vanzelfsprekend, en niet de moeite waard om er tevreden en zelfs gelukkig om te zijn. Nee, we blijven hangen bij wat wij niet hebben en de buren n de familie wel: dat veel groter huis, die mooiere auto, die ontspannende reis, die gezondheid en nog zoveel meer dat we absoluut moeten hebben om ons tevreden en gelukkig te voelen.
En toch is het zagen en klagen mogelijke kandidaten, want er zijn spijtig genoeg veel zaken waar we door worden veroorzaakt. De oorlog in Oekraïne, Gaza en Soedan, de klimaatverandering, overstromingen en tornado's, de stof eenzaamheid, de ziekte die maar niet wil genezen, de vele jongeren zonder houvast door hun verslaving aan drugs en de sociale media: het grijpt ons allemaal aan, en maakt het ons vaak ook moedeloos.
Misschien zijn dat ook de gevoelens van de tijdgenoten van Jezus. Ook zij hebben hun wensen en verlangens, maar of die ook ingevuld worden is een andere zaak. Hij land wordt immers bezet door de Romeinen, en hun eigen leiders hebben weinig tot zelfs geen aandacht voor hun vragen en hun problemen. Ze zijn als schapen zonder herder, zegt Jezus, en Hij brengt hun boodschap van liefde, vrede en vreugde, en wanneer ze honger lijden zorgt voor Hij voor de broodvermenigvuldiging. Maar daarna begint Hij een lang gesprek met hen, waarin Hij zegt: 'Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt, zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft dat hij nooit meer dorst zal hebben.' Het is dus heel waarschijnlijk dat zijn toehoorders vragen dat Hij hun dat brood zou geven, en mogelijk is het ook suggestie dat ze zeggen dat ze pas in Hem zullen geloven als Hij zo een wonder uitgevoerd. De broedvermenigvuldiging, ja, die hebben ze meegemaakt, maar die was eenmalig. Wat zij willen is dagelijkse hulp, en geen grote woorden die ze toch niet begrijpen. Want het moet worden opgegeven: het is niet echt eenvoudig wat Jezus zegt.
Zusters en broeders, tegen ons zegt Jezus dezelfde woorden als tegen zijn tijdgenoten, maar wij verstaan ze wel. We weten wat het brood van het leven is: dat is leven in het spoor van Jezus. Dat is het houden van God, van onszelf en van onze medemensen. Dat is liefde, vrede en vreugde beleven en uitzaaien. Dat is leven naar Jezus' woorden en daden. En net als zijn tijdgenoten hebben we het daar soms moeilijk mee, hebben we geen zin om van onze medemensen te houden, willen we eens ons eigen leven leiden, ook al brengt ons dat niet altijd rust en vrede. En zoals zijn tijdgenoten letterlijk verlangen naar het brood en de drank die hun honger en dorst voor altijd zullen stillen, verlangen wij naar Gods hulp in alle denkbare nood en in alle omstandigheden, al was het maar dat God ons eens de zes van de Lotto moet laten winnen. Maar dat heeft natuurlijk niets met geloof te maken. Dat is geloof onder voorwaarden, zoals de tijdgenoten van Jezus. Laten we ons dus echt ontspannen om ons leven op Jezus, op God te gericht, wil Hij is en blijft het brood dat leven geeft in liefde, vrede en vreugde. Amen.