Een jongen met vijf broden en twee vissen (Joh. 6,9)

 

In het Parcum te Leuven loopt de tentoonstelling “Eten bij moslims, joden en christenen”. Er is een wisselwerking tussen voedsel en religie. Ieder mens heeft wel iets te maken met voedsel. Wie er geen heeft, verhongert. Als mensen moeten we er voor zorgen dat er eten is voor iedereen. In de brievenbus zitten vaak brieven van hulporganisaties zoals de Belgische federatie van voedselbanken en andere organisaties. We horen van de zorg voor kinderen met de lege brooddoos.

 

Samen aan tafel

In het evangelie is Jezus bekommerd om de grote menigte die hem volgt tot op een eenzame plaats en die hij wil spijzigen. Elke evangelist heeft het verhaal van de broodvermenigvuldiging. Marcus en Mattheus hebben er zelfs elk twee.

 

Daarnaast berichten zij een aantal keren dat Jezus ergens deelneemt aan een maaltijd, waarbij hij tegenstanders ergert omdat hij te gast is bij tollenaars en zondaars (Mc. 2,15-17). Of hij maakt hen attent op hun verlangen en zoektocht naar de beste plaats aan tafel voor de ereplaatsen. Zijn leerlingen en hij zelf storen zich niet aan de vele voorschriften nopens een maaltijd wat betreft het wassen en reinigen van de handen en de toegelaten spijzen. Volgens hem kan niets de mens bezoedelen, wat van buitenaf in hem komt” (Mc. 7,15).

 

Een grote menigte

Velen waren in Galilea geïnteresseerd in wat Jezus zei en deed, vooral de genezing van zieken. Het was een grote menigte die hem volgde naar de overkant van het meer. Het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend. Daarbij zouden we nog, zoals Mattheus aangeeft, de vrouwen en kinderen moeten meerekenen (Mt. 14,21).

.

Tegenover dit hoge cijfer staat het bescheiden cijfer van het aantal broden en vissen. Vijf broden en twee vissen. En nadat de mensen op die eenzame plek verzadigd waren, werden nog twaalf maanden gevuld met de overgebleven brokken brood. Het lijkt er op dat Jezus een snelbakker is bij wie het brood vlug uit de oven rolt.

 

De sceptische realist en de voorzichtige optimist

Jezus wist wel wat hij zou doen, maar toch stelde hij aan Filippus de vraag hoe zij brood zouden kopen om die mensen te spijzigen. Filippus wordt elf keren vernoemd in het evangelie van Johannes. Hij was bij de eerste geroepenen door Jezus en was er vlug bij om deze vreugde mee te delen aan Nathaniël (Joh. 1,43-46).

 

In zijn antwoord aan Jezus toont Filippus zich een sceptische realist, zoals wellicht de hedendaagse lezers en toehoorders van dit verhaal. Hij wijst op de hoge kost die dit zou kunnen meebrengen en hij vreest wellicht over onvoldoende geld te beschikken. Wij hebben het in de voorbije jaren gemerkt dat de broodprijs sterk gestegen is.

 

Een tweede apostel, Andreas, is meer concreet in zijn antwoord. Hij heeft weet van een jongetje met vijf gerstebroden en twee vissen. Deze jongen was goed voorzien. Misschien was hij op weg om het eten te brengen bij familieleden die aan het werk waren. Andreas is een voorzichtige optimist.

 

De kleine jongen met vijf broden

In zijn bezinning over dit evangelie tijdens het angelusgebed van 25 juli 2021 heeft paus Franciscus heel veel lof voor deze jongen, die zijn broden en vissen aan Jezus geeft. Jezus haalt veel uit deze kleine gave. Is het niet ongehoord, zelf misplaatst, dat de leerlingen aan de jongen durven vragen om alles af te staan? Maar met deze kleine gave heeft Jezus de honger van velen kunnen stillen. Jezus kan veel met wat wij hem aanbieden, ons gebed, onze kleine daden van liefde,

 

Veel Bijbelse figuren vanaf Abraham tot Maria en deze kleine jongen tonen ons de waarde van de logica van de kleinheid en de gave. Wij moeten er niet naar streven om op te stapelen en te vermeerderen wat wij hebben. Jezus wenst dat wij geven en kunnen verminderen. We houden meer van optelsommen dan van aftreksommen.   Jezus waardeert het wanneer we delen met anderen. Hij heeft het niet over ‘vermenigvuldigen’ maar over ‘delen’ en ‘uitdelen’.

 

Paus Franciscus past dit toe op de huidige hongerproblemen in de wereld. Ze zijn maar op te lossen door een rechtvaardige verdeling.

Jezus nam de broden en liet ze uitdelen

De bijzonderste in dit verhaal is uiteraard Jezus. Hij staat heel duidelijk in het evangelie van Johannes op het voorplan. Hij is de gastheer. Hij gaat de berg op en zet zich daar neer met zijn leerlingen. Hij nodigt de mensen uit om te gaan zitten. Hij neemt de broden en hij spreekt het dankgebed uit en hij laat de broden en de vissen uitdelen. “Zeven is voldoende, brood en vis. Jezus is voldoende voor ons allen als de kring gesloten is” (ZJ 543).

 

Johannes geeft aan dat het kort vóór Pasen was. Pasen, het feest dat de Joden herinnerde aan de Uittocht uit Egypte, de nacht van de bevrijding. Misschien dacht Johannes ook al aan het nieuwe paasfeest, waar Jezus zal verheerlijkt worden. Het evangelie is trouwens geschreven na het Pasen van Jezus. En het paasgeloof doordesemt gans het evangelie.

 

Deze maaltijd op de berg heeft voor de evangelisten bijna zeker een band met het Laatste Avondmaal. In het evangelie van Johannes is het Laatste Avondmaal het ontroerend moment waarop Jezus de voeten van zijn leerlingen heeft gewassen en hen uitvoerig toegesproken heeft in zijn afscheidsreden. In tegenstelling met de synoptici, met Mattheus, Marcus en Lucas vermeldt Johannes niets van de instelling van de eucharistie. Maar de wijze waarop Jezus het brood breekt op de berg en het dankgebed zegt, is welllicht bij Johannes de verwijzing naar de eucharistie.

 

In hun verhaal over de broodvermenigvuldiging en het spijzigen van de menigte hebben de evangelisten een sterk voorbeeld aan de handelwijze van de profeet Elisa die honderd man gespijzigd heeft (2 Kon. 4, 42-44).

 

Jezus straalt de goedheid uit van God, die met zijn volk is begaan en aan wie Hij hun spijs aanreikt te rechter tijd. Zo klinkt het in psalm 145, de tussenzang van deze zondag.

 

Een psalm voor de grootouders

Alle psalmen drukken uiteindelijk het vertrouwen uit van de psalmist en van de gelovige Israëliet en van elkeen die ze in de mond neemt

 

Op deze laatste zondag van juli, zo dicht bij het feest van Anna en Joachim, de grootouders van Jezus, wenst paus Franciscus dat wij onze dank uitdrukken voor grootouders en aandacht geven aan het contact van jong en oud met elkaar. Neen aan de vereenzaming. Maar dat oud en jong met elkaar het brood van de vriendschap mogen delen.

 

De paus neemt een vers uit psalm 71 als leidraad voor deze dag van de grootouders.

 

Verstoot mij niet nu ik oud word,

Verlaat mij niet nu mijn kracht bezwijkt” (ps. 71,9).

 Nu ik oud en grijs ben, verlaat mij niet, o God

Zodat ik het nageslacht, elk nieuw kind, kan verhalen van de macht van uw arm” (ps. 71, 18).

 

“Wat is er aangenamer dan een psalmlied? Een psalm is namelijk een zegen, uitgesproken door het volk, een loflied voor God door de mensen aangeheven” (Ambrosius)

 

De psalmisten voeden hun en ons gebed met de vele vragen die in een mens leven, vragen naar leven, zorg en nabijheid. Zij zijn overtuigd dat God als een goede herder zijn volk blijft leiden. Het verhaal van de broodvermenigvuldiging en van onze bereidheid tot delen is daarvan een teken.

“O brood, o hemels brood, gij redt ons van de dood met menigvuldig leven, de dagen alle zeven” (ZJ 535)