Geen kerk zonder priesters (2009)

Deze preek is gebaseerd op de laatste zin uit het evangelie dat we vandaag lezen: ‘Jezus voelde medelijden met de menigte, want ze waren als schapen zonder herder'. Je kan dat onmiddellijk vertalen naar onze tijd. ‘Jezus heeft medelijden want we zijn of worden christenen zonder priester. Zoals u weet wordt er dit jaar maar één priester gewijd voor heel Vlaanderen.
Kan dat? Een kerk zonder priesters? Het hangt ervan af wat men onder ‘priester' verstaat. De kerk brengt het priesterschap onder de aandacht door nu het ‘jaar van de priester' te lanceren.

Jezus heeft geen priesters gewijd. Hij heeft ook geen kerk gesticht, zoals we die nu kennen. Hij heeft ‘apostelen' rond zich verzameld. Apostel betekent ‘gezondene'. Hij koos er twaalf omdat twaalf het symbolisch getal is van de twaalf stammen van Israël. Er bleven er in de tijd van Jezus maar twee over. Jezus wou geheel Israël herstellen en weer verenigen tot ‘volk van God'. Naast de twaalf waren er ook andere apostelen. De 72 leerlingen. 6 x 12 is ook weer 'n symbolisch getal voor de volheid. De leerlingen waren zowel gehuwde mannen als vrouwen. . Lucas noemt verschillende namen van vrouwen die Jezus volgden. Ook Paulus wordt ‘apostel' genoemd, ook al was hij niet bij de twaalf, want hij heeft de aardse Jezus niet gekend. Hij had veel vrouwelijke medewerkers. Sommigen van hen noemde hij ook ‘apostelen'.

Aan de wieg van het christendom staat dus Jezus, de Christus, de representant van God, die een beweging op gang bracht met de twaalf apostelen en de ‘leerlingen' die ook christelijke gemeenschappen stichtten en ‘profeten' werden genoemd. De Griekssprekende, joodse christenen werden vervolgd door het sanhedrin en vluchtten naar het noorden (Syrië). Aan hen is de vlugge verbreiding van het christendom in het oude Oosten te danken, want zij stichtten vele gemeenschappen. Denk maar aan de groep rond Ananias in Antiochïe. Paulus kreeg van hen zijn catechese en werd de grote gangmaker van talrijke christelijke groepen en van wat men de ‘huiskerken' noemt. Ze werden meestal geleid door echtparen. Denk aan Filemon en zijn vrouw Appia, Aquila en Prisca waarover Paulus spreekt.

In Jeruzalem was Jacobus, de broer van Jezus, de leider in aanzien. Hij liet zich omringen door een college van ‘presbyters' of ‘oudsten'

Toen de eerste generatie van apostelen en profeten was verdwenen rees het probleem van de opvolging om het werk van de evangelisering voort te zetten. Er waren allerlei dienstverleningen nodig. Nieuwe gemeenschappen werden gesticht. Die hadden verkondigers en leraars nodig, gelovigen die voor armen en zieken zorgden. Tegen het einde van de eerste eeuw bestond er een soort kerkordening. Een groep presbyters (oudsten) was verantwoordelijk voor heel die pastorale zorg. Er kwamen diakens en diaconessen, opzichters die men episcopen of bisschoppen noemde. Al deze ambten stonden ten dienste van de christelijke gemeenschap. Men sprak niet van priesters, omdat dit woord naar de oudtestamentische offerpriesters of naar de tempelpriesters verwees. Het latere priesterambt heeft zich niet ontwikkeld vanuit of rond de eucharistie of de liturgie, wel vanuit de apostolische opbouw van de gemeenschap. Wie een dienst verleent, door een of ander ambt op zich te nemen, is een gangmaker, een bezieler, een leidersfiguur.

De algemene opvatting was dat wie bevoegd was in de gemeenschap, voor de pastorale zorg, ook voorging in de eucharistie. In de huiskerken waren het de gastheren, meestal de gehuwde echtparen, die voorgingen in de eucharistie. Er was geen aparte bevoegdheid nodig om voor te gaan in de eucharistie. Trouwens, de eucharistie is het afscheidsgeschenk van Jezus aan héél de gemeenschap die er dan ook recht op heeft. Het is de hele gemeenschap die eucharistie viert, zij het onder leiding van een voorganger. Maar waar die er niet is, kan de gemeenschap zelf eucharistie vieren, onder leiding van een bevoegd en toegewijd gelovige, met toestemming van de hele gemeenschap, ten dienste van Christus. Zo gebeurde dat in de oude kerk, omdat er nog maar weinig priesters waren. Zo gebeurt het ook nu, ook in Vlaanderen, op verschillende plaatsen, omdat er een priestertekort is. Die erkenning en zending van de gemeenschap is het wezenlijke voor iemand die voorgaat in de eucharistie.

Geleidelijk aan is men de eenheidsfiguur van de christelijke gemeenschap, de bisschop, ‘priester' (sacerdos) gaan noemen en later ook zijn medewerkers, de presbyters.

Toen in de vierde eeuw het christendom staatsgodsdienst werd, gingen de priesters meer en meer gezagsdragers worden. Wat eerst dienstwerk was, wordt nu dikwijls machtsuitoefening. De vraag ‘Wie kàn er voorgaan?' wordt nu: 'Wie màg er voorgaan?' Dat zijn alleen geldig gewijde priesters, die dan de wijdingsmacht en de iurisdictiemacht hebben. Zij alleen konden de consecratie voltrekken in de eucharistie en zij alleen konden biecht horen of de ziekenzalving toedienen. Daarenboven werden ze, door het opleggen van het celibaat, meer en meer afgescheiden van het volk, kregen ze de aparte staat van ‘clerus' en werden ze gezien als sacrale, bijna bovennatuurlijke wezens. Priesters werden vereerd en op een ‘piédestal' gezet. Ze waren eigenlijk geen gewone mensen meer, maar godgewijde wezens. Dat sacrale van de priester komt uit het Oude Testament, het is niet evangelisch.

Een andere tijd vraagt een andere kerkordening en een ander soort priester, vooral een andere parochiepriester of pastoor. Door het priestertekort is het gevaar dat priesters mislezers worden, die in het weekeinde van de ene parochie naar de andere toeren. Het zijn dan service-priesters van een soort ‘parochiale touring-wegenhulp'. Dit kan niet blijven doorgaan. Een priester kan toch niet naar vier, vijf, zes parochies of meer gaan! Een parochie is toch ook geen geestelijk tankstation! De plaatselijke geloofsgemeenschap zal bekwame, opgeleide, bezielende gelovigen, mannen en vrouwen, gehuwd of ongehuwd, moeten kiezen en vragen aan de bisschop om ze te wijden. Het is toch duidelijk een ‘teken van de tijd' dat Gods Geest niet alleen celibataire mannen roept.

Zonder herders, voorgangers en leiders kan de kerk niet bestaan! De priester van vandaag zal vooral moeten zorgen voor de voortgang van gelovige gemeenschappen en daarom zorgen voor mensen die jongeren kunnen aantrekken. Want alleen wie de jeugd heeft, heeft toekomst! Hij zal gebeds- en bijbelgroepen moeten oprichten en groepen die zich speciaal aan de islam en andere godsdiensten interesseren, want onze tijd is pluralistisch. Hij zal via een pastoraal team en parochieraad, veel moeten delegeren en gelovigen verantwoordelijkheid geven voor de pastorale zorg, want het gaat om de gemeenschap en niet om een priester die in ‘zijn eentje' alles doet. Het gaat om de vele priesterlijke taken die moeten vervuld worden. Er zijn zoveel werkgroepen nodig: voor armen en zieken, voor de liturgie, voor de dooppastoraal, de huwelijksvoorbereiding, voor de senioren, voor de missiewerking, voor hen die rouwen om een overledene. Hij zal dus vele volwassen christenen moeten vormen. Een goede volwassenencatechese is wezenlijk voor de verdere opbouw van christelijke gemeenschappen.

Een moderne priester is dus, zoals in de eerste kerk, een bezieler die bestaande gemeenschappen renoveert, opnieuw dynamiek inblaast en nieuwe geloofsgroepen sticht. Hij is een geloofsbegeleider met een open geest die kan luisteren en bemoedigen, die openstaat voor noodzakelijke vernieuwing. Een spirituele man van gebed , bezinning en interesse voor theologie. Dikwijls is hij ook nog voor veel mensen een vertrouwensman, bij wie ze terechtkunnen met hun levensproblemen. Bovendien moet hij beantwoorden aan de vele contacten met het bisdom en moet hij weten wat er gebeurt in de wereldkerk.

Het ambt van pastoor is zeer veeleisend, want onze wereld is zeer complex. Ook binnen de Kerk is er een grote verscheidenheid van geestesgaven en dus van visies, van mentaliteit, van geloven, van gedrag. Gelukkig staat de Geest Gods van Christus boven hem en mag hij vertrouwen in een toekomst die wel anders zal zijn, maar altijd de blijde boodschap zal blijven van een liefhebbende God. En de Kerk is geen immense, internationale multinational, maar een broederschap, waar het Rijk Gods van vrede, liefde en vreugde mag heersen.