15e zondag door het jaar B - 2024

Zusters en broeders,

Het is bijna ongelofelijk, maar toch is het zo: nog maar enkele maanden volgen de twaalf leerlingen Jezus in zijn boodschap over het Rijk Gods van liefde, vrede en vreugde, en Hij zendt hen al uit om die boodschap zelf uit te dragen. Maar eigenlijk is dat niet echt verwonderlijk, want toen Hij hen opriep om Hem te volgen, zei Hij: ‘Ik zal u vissers van mensen maken.’ En dat doet Hij vandaag. Twee per twee zendt Hij hen uit, want als ze alleen zouden rondtrekken, zou hun boodschap ongeloofwaardig overkomen. Geloof is immers geen eenmanszaak, maar de kracht van een gemeenschap. Bovendien zijn ze samen een steun voor elkaar, want het is helemaal niet zeker dat ze overal welkom zullen zijn. Ze mogen ook niet veel meenemen, want dat zou de indruk wekken dat het op rijkdom aankomt, en ook dat zou hun geloofwaardigheid schenden. Het Rijk Gods is immers geen rijk van veel geld en bezit, maar van liefde, van vrede, van zorg voor elkaar, van vergeving.

En misschien zijn we ons daar niet van bewust, maar ook wij worden door Jezus uitgezonden om van ons geloof te getuigen. Wellicht zijn er niet veel mensen die daarop wachten, maar dan moeten we ons maar spiegelen aan de profeet Amos. Wanneer hem verboden wordt over God te getuigen, zegt hij dat hij niet naar de koning, maar alleen naar God luistert, en God heeft hem de opdracht gegeven over Hem te getuigen, dus doet hij dat. Laten wij dat dus ook doen: getuigen van ons geloof. Zeggen dat we ons daar goed bij voelen. Dat het ons sterkt in moeilijke dagen, want ook dan is God bij ons. Dat we geen nood hebben aan veel geld, aan drank en drugs en ruzie en geweld, want ons geloof geeft ons alles wat we nodig hebben.

We moeten daarbij niets meenemen om indruk te maken, en niet over onszelf praten, maar over ons geloof. En wanneer mensen niet naar ons willen luisteren, moeten we ons niet kwaad maken en niet beginnen discussiëren. Gewoon doen wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt, en dat is weggaan, en bij manier van spreken het stof van onze voeten vegen. En daarmee zegt Jezus: Laat de mensen in vrijheid, dwing ze niet te luisteren, te geloven, maar luister naar wat zij zeggen en laat hen met rust.

En wat we bij onze zending zeker niet mogen vergeten, is dat Jezus aan ons, net als aan zijn apostelen, de macht over onreine en boze geesten heeft gegeven.  De boze geesten van negativisme en kwaadsprekerij, van egoïsme en eigenbelang, van wantrouwen en ongeloof in het goede. En ook de boze geesten van ongelijkheid, sociaal onrecht, onderdrukking, onverschilligheid. En de boze geesten van angst en onzekerheid, van twijfel en wanhoop.  Al deze geesten kunnen we bestrijden door Gods liefde en vrede uit te dragen.

Maar heeft het wel zin van ons geloof te getuigen? We leven immers in een tijd en in een cultuur waar nauwelijks aandacht is voor God en geloof, laat staan voor de Kerk en gelovige mensen. Het is immers een tijd van ieder voor zich, van eigen plezier en eigen geluk, van het ver brengen en rijk worden. Is het zinvol om in zo’n tijd te getuigen? Ik wil daar als antwoord iets over vertellen. Vorige week zat ik in een klein gezelschap, met daarbij een meisje dat voor dokter studeert. Naar de mis gaan doet ze nooit, en ook op een andere manier heeft ze niets met Kerk en geloof te maken. Maar ze toonde ons wel het kruisje aan een kettinkje om haar hals. Een kruisje dat ze altijd tussen haar vingers neemt als ze voor een examen of een opdracht staat. Dat doet ze ook met de medailles in haar pennenzak, want zonder dat kruisje en die medailles, en zonder dat kleine gebedje om hulp zou ze er niets van terechtbrengen, zegt ze. En dat ongelovige meisje gaat ook geregeld met haar oma mee naar een kerkje in de buurt voor een gebedje en een kaarsje. 

Zusters en broeders, ook als de kerken leeg lopen, ook als we in de kerk zo goed als alleen oude mensen zien, ook als jongeren geen enkele belangstelling lijken te hebben voor God, blijft het vlammetje van zijn boodschap van liefde, vrede en vreugde branden. Het is een klein lichtje, maar het blijft altijd branden, want God laat zijn schepping nooit alleen achter in de duisternis. Ook al lijkt dat misschien niet zo, altijd is Hij aanwezig onder ons. Amen.