Ongeëerd

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Tijdens de Golfoorlog in 1991 werden allerhande pogingen gedaan om de persoon van Saddam Hoessein te analyseren. Hoe groeit zo iemand uit tot degene die hij is? Zijn hele levensloop werd daarbij onder de loep genomen. Vrienden, vijanden en verwanten werden ondervraagd in de hoop de dynamiek in zijn leven te begrijpen. Een van de omstandigheden uit zijn leven die daarbij aan het licht kwam, was dat hij een onwettig, dat wil zeggen een buitenechtelijk kind was. En dat in een traditionele omgeving, waar de sociale controle maximaal, en de familiestructuur de ruggengraat van al het goede, maar ook van al het onderdrukkende in een gemeenschap is. Saddam werd er als kind op school voor uitgescholden. Hij had geen vader. Om zich te verdedigen sneed hij zich eerst een stok, totdat een van zijn ooms hem een pistool gaf.

Er zijn heel wat kinderen van ongetrouwde moeders die precies weten hoe angstig en dus hatelijk een gesloten gemeenschap op hun situatie reageert. Dit alles heeft niets met de evangelietekst van vandaag te maken. Maar het maakt wel iets duidelijk. Hoe hard het in de oren van Jezus geklonken moet hebben, toen hij in zijn traditionele dorpsmilieu, met alle sociale controle van dien, niet alleen maar een ‘timmerman' of beter ‘een manusje-van-alles' genoemd werd, maar ook ‘de zoon van Maria', Hoewel de specialisten over de betekenis van dat laatste gezegde twisten, zoals ze dat over de betekenis van zo veel teksten doen, is het niet uitgesloten dat die paar woorden ‘zoon van Maria' doelden op wat in hun ogen een onwettige geboorte was. Ze plaatsen hem daarbij alleen maar langs de lijn van zijn moeder in hun maatschappij.

Er is waarschijnlijk iets anders dat ze hem kwalijk nemen. Iets dat in een ouderwetse, traditionele maatschappij ernstig telt. Als zijn moeder een weduwe is, zoals veelal gedacht wordt, dan heeft hij haar met heel zijn profetengedoe in de steek gelaten. Binnen een gemeenschap als de hunne een slecht voorbeeld en een ernstig precedent. Hij toont niet het minste respect voor de bestaande orde. Hij geeft ze allemaal een slechte naam door zijn gedrag.

De manier waarop zijn dorpsgenoten hun bewondering voor hem uitdrukken klinkt duidelijk sarcastisch. ‘Waar heeft hij het vandaan? Wat is dat voor een wijsheid die hem geschonken is? Wat zijn dat voor wonderen die zijn handen verrichten?'

Ze vinden zijn faam verdacht. Hij is - in een woord - teveel voor hen. In plaats van blij over hem te zijn, nemen ze aanstoot aan hem. Ze zijn geschandaliseerd. Ze geloven niet in hem.

Hijzelf is verbaasd over hun reactie, voelt zich bij hen van alle eer beroofd, verlaat hen en trekt de omringende dorpen in. En voor zover we weten komt hij nooit meer in Nazaret terug. Hij laat de familiestructuur die hem verschillende keren in hun ouderwets gestructureerde sociale wereld op zijn plaats wil houden in de steek.

De diepe tragiek van de situatie blijkt uit een ander gegeven dat Marcus noteert. Hij kan onder zijn familieleden en dorpsgenoten geen enkel ‘machtig werk' doen, behalve het genezen van enkele zieken die hij de handen oplegt.

Hij is daar zelf verwonderd over. De onmogelijkheid komt niet van zijn kant. Hij is best bereid. Het onvermogen komt van hen. Jezus is verbaasd over hun ongeloof. Hun ongeloof in hem sluit hen van zijn visie maar ook van zijn kracht uit.

Het zou gemakkelijk zijn om hier nu op dat ‘geloof door te borduren zoals dat zo vaak gebeurt. Als we maar geloof hebben, dan komt alles voor elkaar. Geloof in zijn kracht en gooi je krukken maar weg. Lever je aan hem uit, en alles zal terechtkomen.

Dat is nu juist niet de bedoeling. De genezing komt niet vanuit zijn kracht en macht. Hijzelf is in zijn vaderstad dezelfde als die hij is in de dorpen rond Nazaret waar wel machtige wonderen gebeurden. Het verschil schuilt in zijn dorpsgenoten. Hij kan hen niet overtuigen van hun eigen vermogen om te zijn zoals hij is. Zij geloven niet dat ze de banden die hen gebonden houden kunnen breken zoals hij dat doet.

Niet in hem geloven betekent voor Jezus: niet in jezelf geloven. Dat is waarom hij er steeds weer op insisteert: ‘Uw geloof heeft u gered!' De moeilijkheid is niet dat hij ongeëerd blijft, maar dat wij onszelf niet eren! Daar is hij zo verbaasd over.