Het rijk Gods begint bij verwondering (Mc. 4,26-34)

Wanneer het in de parochiesecretaraat en in de pastorij wat al te nerveus en te druk aan toe ging, haalde de pastoor graag het gezegde aan: “Gott hat die Zeit geschaffen, von Eile hat er nichts gesagt. God heeft de tijd geschapen, over haast en spoed heeft hij niets gezegd.”

De filosofie van de pastoor pastte een beetje bij de parabel die Jezus vertelde over de landbouwer die in rust en gelatenheid leeft. Hij heeft de bodem bewerkt, het zaad uitgestrooid. Hij kan met een gerust gaan gemoed slapen. Toch kunnen weersomstandigheden de groei beïnvloeden, ten goede of ten kwade.

Intensief

Past die beeld van het rustig kiemen en opschieten nog wel in onze tijd? In een modern landbouwbedrijf moet alles snel gaan en veel opbrengen. Niet talmen, opfokken. Bekijk hierover eens een uitzending van het Tv programma Het Platteland. De moderne technieken zorgen voor een vlugge en grotere productiviteit. We hebben de invloed van de genetische manipulatie van de gewassen, alsook de interesse voor bio-producten.

We hebben een levensritme waarin we altijd bezig zijn, de gsm en de smartphone bij de hand. Wij zijn voortdurend in communicatie.

Toch verdienen de twee gelijkenissen van Jezus dat wij er even bij stilstaan. De gelijkenissen die Jezus vertelt steunen deels op ervaring en observatie. Ze zijn ingegeven door de verwondering over wat leeft in de natuur en beweegt in het mensenhart. Ze zijn een stap om te vatten wat het rijk Gods betekent, zij zijn er een onderdeel van.

Eerste en tweede naïviteit

Ze gaan over het wonder van de groei. Hoe kan uit een klein zaadje zoveel voortkomen? Het kleinste van alle zaden zou dit van de orchidee zijn. Het kleine mostaardzaadje kan een plant worden van 2 tot 3 meter hoogte.

De botanicus kan uitleggen hoe de groei verloopt en kan daarbij zijn verwondering en bewondering verwoorden. Zelfs als we alles zouden verklaren, verdwijnt de verwondering niet. De leerkracht, die in de klas een groen hoekje heeft of dicht bij de school een moestuin, kan zijn leerlingen boeien. Hij kan hen bijbrengen dat de groei van een plant om zorg, tijd en geduld vraagt.

Niet spectaculair

Jezus spreekt vaak in gelijkenissen en verwekt daardoor verwondering. Marcus haalt drie gelijkenissen aan van Jezus. Ze gaan telkens over het zaad. Jezus spreekt over gewone dingen. Daarmee geeft hij iets aan over het rijk Gods. Hij wil zeggen dat het rijk Gods niet in spectaculaire dingen ligt. De wonderen die Jezus doet kunnen spectaculair overkomen, al vermijdt hij toch elk spektakel en verbindt hij een wonder met geloof bij diegene die er om vraagt. Zijn gelijkenissen zijn niet spectaculair. Ze gaan over het zaaien en gaan tegelijkertijd over het maaien en het oogsten. Ze gaan over een dynamiek. De landbouwer zaait en plant om vruchten te oogsten.

Een wonder om te zien hoe iets dat zo klein is, groeit, groot wordt en vruchten voortbrengt. Neen, het gebeurt niet van zelf. Het zaad moet aan de aarde worden toevertrouwd, die daartoe is bewerkt en bemest. Het moet wachten op vocht en droogte. Dan kan de aarde uit eigen kracht vruchten voortbrengen.

Verwondering de weg naar het koninkrijk Gods

Het rijk Gods begint met verwondering. Verwondering is trouwens het begin van de filosofie. Wat we zien en meemaken roept verwondering op, doet vragen opkomen en zet aan om verder te zoeken.

Er is zoveel om ons over te verwonderen: de natuur om ons heen, het leven van mensen. Wij kunnen ons verwonderen over wat de mens kan, over de vooruitgang van de wetenschap, over de vlugheid van de communicatie. Wij mogen ons verwonderen over de liefde, over wat mensen voor elkaar doen, ouders voor hun kind, de zorg voor kwetsbaren. Waar mensen goed zijn voor elkaar, komt Gods koninkrijk (ZJ 579).

Er zijn dingen om ons te ergeren, veel zelfs. Dit geeft meteen aan dat wat slecht en verkeerd is niet naar het rijk Gods leidt. Verontwaardiging kan heilzaam zijn.

Jezus, zaaier en zaad

Met zijn gelijkenissen over het zaad wil Jezus eveneens wijzen op de kracht van het onderricht dat hij zelf geeft. Hij is zelf een zaaier. Hij gebruikt eenvoudige woorden en hoopt daarmee het hart van de mens te raken opdat deze goede vruchten zou voortbrengen.

Woorden vliegen en toch zijn er woorden die beklijven: woorden van dichters en schrijvers, woorden van opvoeders, van ouders en vrienden, woorden die ons bewonen.

God is op een bescheiden wijze in onze wereld aanwezig. Hij gebruikt naar een woord van Romano Guardini de wet van het incognito. Hij kiest voor het nederige en het onaanzienlijke. Het is als een cascade van verhulling en onthulling die gaat door zijn keuze voor onze aarde, voor Israël, voor Nazareth, voor het kruis, voor de kerk. God laat zijn rijk komen niet langs de weg van het succes, maar in de gestalte van wat nederig is en klein.

Wanneer wij zaaien, willen wij nederig en klein de dienaars van Gods grootheid zijn (ZJ 814).

Met vertrouwen

De hedendaagse zaaier van Gods woord kan nu enigszins verloren en onwennig op het te bezaaien land staan. Het is groot en er wordt vanuit verschillende kanten vele soorten zaad gestrooid. Hij vindt dat het mostaardzaadje niet opschiet zoals hij of zij tijdens de catechese gehoopt hadden. Toch mogen zij zich niet laten ontmoedigen. Het zaad van Gods woord is krachtig en er zijn velden waarop het zal kiemen.

In de Franstalige krant La Libre Belgique publiceerde Jacques Meurice, gewezen priester-arbeider een artikel over ‘het einde van een godsdienst’, ‘la mort d’une religion’. Daarop reageerden twee jongere stemmen Martin van Breusegem en Elisabeth de Merode met een bijdrage: “La religion catholique n’est pas morte, non.” (L.L.B. 01.03.2018). Wanneer de kruin van de boom verdort en de vogels er uit wegvliegen, dan zijn daarnaast nieuwe plantjes die opschieten en vogels die er zullen nestelen.

Wij blijven zaaien en zo beantwoorden wij aan de oproep, die het tweede Vaticaans concilie tot de priesters richtte en die geldt voor elke christen, man en vrouw die meewerken aan Gods kerk en in dienst aan de wereld: “De uitdeler van de geheimen van God kan vergeleken worden met een man die zaad op zijn akker zaait, waarvan de Heer heeft gezegd: ‘Hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe’ (Mc. 4, 27)” (Presb. Ordinis, n° 22).

De parabel van de geduldige landman is er een van vertrouwen, vertrouwen in God, vertrouwen dat wat hij nu zaait toekomst heeft. Dit vertrouwen leidt ons binnen in Gods Rijk. Wij werken in het heden en hopen op een toekomst. Met zijn gelijkenissen en verhalen over de onzichtbare weg van het zaaien, het sterven en groeien heeft Jezus het mysterieus maar toch zeker karakter van de groei van Gods rijk uitgedrukt. In het ‘profiel van een christen’ schreef Hans Küng: “Het heden verwijst de mens naar de volmaakte toekomst die God in petto heeft. Wij mogen ons heden niet overschatten ten koste van die toekomst. We mogen Gods toekomst niet op laten gaan in ons heden. Dit heden is zo droevig en gespleten, dat het in al zijn ellende en schuld onmogelijk al het Rijk Gods zou kunnen zijn. De volmaakte toekomst van God verwijst ook naar het menselijk heden. We mogen ons niet op die goddelijke toekomst richten ten koste van het heden. Het Rijk Gods mag niet alleen een troost zijn voor de toekomst, een bevrediging van vrome nieuwsgierigheid, of een projectie van onvervulde wensen en onverwerkte angsten. Juist vanuit die toekomst moet de mens thuis raken in zijn heden, in zijn wereld. Vanuit deze hoop meten onze wereld en onze maatschappij geïnterpreteerd èn veranderd worden” (H. Küng, Profiel van een christen, Hilversum, 1977, blz. 32).

Heer, dat uw rijk mag komen wanneer wij zaaien met het vertrouwen van de landbouwer.