Maria en David (2005)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

In de liturgie van vandaag worden koning  David en de jonge vrouw Maria a.h.w. naast elkaar gezet.
In de eerste lezing wordt koning David getekend. David is 'binnen'. Hij heeft zijn schaapjes op het droge. Al zijn vijanden in de wijde omtrek laten hem met rust.

Er is vrede. Hij wordt door niets en niemand bedreigd. Zijn paleis is klaar, helemaal naar zijn zin. Prachtig cederhout is erin verwerkt. Het moet er heerlijk geroken hebben.
Nu moet er toch ook voor God gezorgd worden. David laat de profeet Natan komen.
Hij zegt: 'Ik wil voor God een prachtige tempel bouwen. Want ik zit in een schitterend paleis, maar God woont nog in een tent. Dat kan niet langer. Daar moet wat aan gedaan worden. En dat ben ik van plan te doen'.
'Prachtig!', zegt de profeet, 'Dat moet u doen'. Dat was zijn spontane reactie.
Maar bij nader inzien door-ziet de profeet de kouwe drukte van David. 'Mijn God!, moet hij gedacht hebben, 'Wat heeft die man een pretenties! Hij is nota bene van achter de schapen weggehaald. Hij was hoegenaamd niets. Hij is door God geworden wat hij nu is. God heeft alles voor hem gedaan. God heeft hem uit de steppe gehaald, op zijn tochten bijgestaan, al zijn vijanden vernietigd, zijn naam groot ge maakt, voor rust gezorgd'. En nu zegt die David: 'Ik heb alles klaar. Ik zit nu in een paleis dat mooier is dan het huis van God. Ik zal zorgen dat het voor God ook in orde komt. En dan kan ik mijn hoofd rustig neerleggen'.

MENSEN ALS DAVID

Wij kennen dit soort mensen. Ze zijn heus nog niet uitgestorven! Ze zijn met behulp van God-weet-wie iets geworden, en nu zien ze je niet meer staan. Ze hebben het;  ze zijn het. Op een dankjewel hoef je niet meer te rekenen. Misschien maken ze minzaam vijf minuten van hun druk bezette tijd voor je vrij. Dan denk ik aan wat in het verhaal van de eerste lezing God tegen David laat zeggen: 'Ik, hoef van u geen tempel. Ik zal zelf wel een huis bouwen, niet voor mij, maar voor u. Dan weet Ik tenminste dat het een goed huis wordt'.

MENSEN ALS MARIA

 En in het evangelie: Maria. Ze woont in Nazaret, in de provincie Galilea. Galilea geldt al als niets. Uit Nazaret kan dus niets goeds komen. Uitgerekend zij krijgt een boodschap: ' - de Heer is met u ... u hebt genade gevonden bij God... u zult een zoon ter wereld brengen ... Hij zal zoon van de Allerhoogste worden genoemd'. En het antwoord van Maria in dit beeldverhaal: ~Ik? Hoe kan dat? Wie ben ik?'. 'De kracht van de Allerhoogste zal u overdekken', zo wordt er gezegd. 'Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u hebt gezegd', zo wordt haar in de mond gelegd, 'Als ik iets mag doen, heel graag. Zegt u het maar'. Lijnrecht tegenover David. Bescheiden, dankbaar, dienstbaar.

Heerlijke mensen zijn dat: geen pretenties, geen kouwe drukte. Alles wat je voor hen doet, is goed besteed. Ze zijn blij met alles. En ze doen er wat mee. Wat een dankbare mensen. Het is fijn als je bij zulke mensen komt. Dan is niets je teveel. Zulke mensen zijn als Maria. Zij geven redding aan onze wereld.
Een vraag is natuurlijk: Wie zijn wij? Mensen als David in zijn slechte momenten? Of mensen met een levenshouding als die van Maria: 'Laat met mij gebeuren wat u hebt gezegd'? Zouden wij het aan elkaar durven vragen: Wie vind jij dat ik ben? Voor mensen die althans proberen te zijn of te worden als Maria wordt het een goede Kerstmis, zelfs in moeilijke omstandigheden. Zonder zelf passief te zijn, verwachten zij uiteindelijk het heil van God. En hun houding is: 'Laat met mij gebeuren wat u, God, hebt gezegd'; als wij, als ik iets mag doen, dan graag; God, zegt u het maar; ik ben de dienares, de dienaar van u, schoot van ontferming.

Keren wij een ogenblik in onszelf, naar de viering van boete en verzoening toe.