3e zondag van de advent B

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Op deze derde adventszondag dringen de tonen van het Magnificat reeds door. Het lied van Maria wordt gezongen als antwoord op Jesaja en Jesaja zelf heeft er de eerste woorden van ingegeven: 'Ik wil jubelen en juichen in de Heer, mijn ziel wil zich verheugen in mijn God'. De Kerk echoot met de Moeder des Heren: 'Hoog verheft nu mijn ziel de Heer, verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser'.

Vanwaar deze vreugde? Waarom deze zondag 'Gaudete', 'Verheugt u'? Waarom in de Brief van Paulus: 'Weest altijd blij'? Het is omdat de Verlosser nabij is. Nabij is Hij die ons terug één maakt, die ons geneest, bevrijdt en heil brengt, die ons verzoent met God en met elkaar, die wereldwijde broederschap doet groeien, die de mensen zal leren bidden en hen God zal leren danken als een geliefde Vader.

Het Magnificat ontspringt aan Maria's hart en lippen, niet wanneer de engel haar verlaat, maar wanneer zij door Elisabet begroet wordt. 'Zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is', is dezelfde die haar nicht tegemoet snelt om haar te helpen. Geloof en vreugde worden gedeeld. Geloof en vreugde worden meegedeeld. Vreugde gedeeld met God en met de andere mensen is volle vreugde.

Zo is de vreugde van Maria. Zo is de vreugde van Jesaja. Het is vreugde die zingt van liefde en vruchtbaarheid en vrijheid, van bruid en bruidegom die zich opmaken voor het huwelijk, van tuinen en zaden en overvloed van vruchten, van vrijlating en vrede en thuiskomst, Gods vreugde en mensenvreugde, vreugde waarover mensen niet kunnen zwijgen: ze moeten elkaar tegemoet snellen om er over te zingen en te praten, en ze verstaan perfect wat Paulus voor deze zondag schrijft: 'Weest altijd blij. Bidt zonder ophouden. Dankt God voor alles'.

Bij de 'priesters en levieten' is geen blijdschap, geen gebed, geen dank te bespeuren. Als onderzoeksrechters staan ze daar om Johannes de Doper te ondervragen. 'Wie zijt gij'? Hij zou kunnen de Messias zijn. De Messiasverwachting was uitermate groot in Jezus' tijd. Men dacht dat Elia moest terugkeren. Men verwachtte een profeet, in Mozes' tijd voorspeld. Men verwachtte bovenal de Messias. Johannes is geen van deze drie. Hij zegt het klaar en duidelijk. De 'theologische commissie' van priesters en levieten die de Joden officieel gestuurd hebben valt Johannes niet om de hals. Geen blijde omhelzing, geen lied dat, als het Magnificat, uiting geeft aan de vreugde om de komst van de Messias. Geen hulp aan Johannes bij zijn prediking en zijn oproep tot bekering. Dat alles is afwezig omdat ze geen geloof hebben. Argwanend staan ze tegenover elk teken van waarheid, tegenover elke belofte dat Hij komen zal, tegenover elke uitnodiging tot zuivering. De Moeder des Heren en de moeder van de Doper werden vervuld van de Heilige Geest.

Hun eenvoud, hun verwachting, maakte hen ontvankelijk voor elk teken, elke belofte, elke uitnodiging. Hun geloof zei hun dat die van God konden komen. Hun geloof werd niet beschaamd. De farizeeën die geen geloof hechtten aan Johannes, zouden ook in Jezus niet geloven. Ze verwachtten de verlossing van Israël, maar telkens als een teken gegeven werd gingen ze er niet op in. Ze geloofden niet in het getuigenis over het Licht. In het Licht zelf zouden ze ook niet geloven. Ze lieten zich niet dopen met water. Ze zouden ook het doopsel van de Geest niet ontvangen. Ze begroetten de dageraad niet. Ze zouden ook het volle licht van de 'Zon der gerechtigheid' niet uitstaan. Ze zongen Jesaja nooit na. Ze zouden nooit een Magnificat over hun lippen krijgen. Want opdat een lied op de lippen zou komen, moet het hart zingen.

Wie het vuur niet steekt in het weinige brandhout dat hij bezit, en in deze warmte zijn vrienden uitnodigt, vergiffenis schenkt en vraagt, zich op Kerstmis voorbereidt, zal ook de gloed niet uitstaan als straks alle vreugdevuren branden. Als straks het vuur brandt van de Heilige Geest.