Een God die komt

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Bekering is een kernwoord in de adventsliturgie. Zo wordt van Johannes de Doper verteld dat hij een ‘doop van bekering verkondigde tot vergeving van zonden'. Bij bekering denken we spontaan - en niet ten onrechte - aan een verandering van levenswijze: we moeten ons doen en laten meer in overeenstemming brengen met wat God wil. Toch is het zeer de vraag of bekering alleen maar gaat over onze manier van leven. Bekering slaat evenzeer op onze manier van denken, en daarmee bedoel ik niet in de eerste plaats dat we ‘slechte gedachten' uit ons hoofd moeten bannen.

Wat denken wij bijvoorbeeld bij het woordje ‘God'? Vatten we God niet spontaan op als de Grote Architect, die de wereld in elkaar gezet heeft, die alles weet en alles beschikt? Wie zo denkt, zal op de een of andere manier ook moeten toegeven dat God oorzaak is van het kwaad. Natuurlijk, God heeft het kwaad niet gewild, maar Hij staat er toch ook niet helemaal los van, want Hij laat het dan toch maar zijn gang gaan. In tijden van tegenspoed is er dan ook altijd reden om boos te zijn op Hem.

De God van de grote adventsprofeten (Jesaja en Johannes de Doper) is een heel andere God. Zeker, Hij weet ook alles. Hij hoort het roepen van zijn volk, Hij kent de ellende van de mensen. Maar Hij legt zich er niet bij neer. Hij is niet de God die het in het verleden allemaal zo beschikt heeft. Hij is een God van toekomst, letterlijk: de ‘naar-ons-toe-komende'. Hij komt niet om ons uit te leggen hoe de wereld in elkaar steekt. Hij komt ook niet om ons bestaan om te toveren tot een luilekkerland, en zelfs niet om bergen te slechten en dalen te vullen. Hij dient zich aan als herder. Hij zal zijn schapen met zachte hand leiden, dwars door de tegenspoed heen. Niemand kan Hem tegenhouden, zeggen de profeten. Maar er is één voorwaarde: dat wij, die dit horen, die God laten komen. Dat is op de eerste plaats een kwestie van anders gaan denken over God en van uitzien naar Hem.

Daarom is de advent een echte bekeringstijd. De profeten komen op ons af met de vraag: in welke God geloof jij eigenlijk? In een soort supercomputer die alle informatie bevat en alles programmeert? In een God die toch alles al weet en on¬wrikbaar heeft vastgelegd? In een soort wereldarchitect die het allemaal zo in elkaar heeft gezet? Als je daar nog aan vasthoudt (en het zit er bij ons allen heel diep in), dan moet je je dringend bekeren. Tot op de bodem.

De God van Jesaja en van Johannes de Doper komt in de woestijn van het leven naar ons toe. Hij komt niet uitleggen waarom het allemaal zo loopt. Hij legt zich niet neer bij wanorde en ellende, bij zonde en dood. ‘Als een herder zal Hij zijn kudde weiden, in zijn arm brengt Hij de lammeren bijeen.' Zo is onze God. Met nukkige mensen, die zich vastklampen aan het verleden, kan Hij niets beginnen. Hij is de toekomst voor wie durft te hopen. Tegen alle ‘nuchterheid' in.